7. Koelleidingen
Waarschuwing:
Gebruik uitsluitend het type koelmiddel dat Mitsubishi Electric
specificeert. Als u een ander type gebruikt, kan het toestel door-
slaan, ontploffen of in brand raken tijdens gebruik, onderhoud
of bij verwijdering. Ook overtreedt u mogelijk toepasselijke
wetgeving als u dit voorschrift niet volgt. Het type koelmiddel
dat u kunt gebruiken wordt vermeld in de meegeleverde hand-
leiding of op het typeplaatje. Mitsubishi Electric aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor schade, defecten, storingen of ongeval-
len die het gevolg zijn van gebruik van koelmiddel dat niet is
gespecificeerd door Mitsibishi Electric.
7.1. Specificaties voor koelleidingen
Om dauwdruppels te voorkomen, moet u voldoende antizweet- en
isolatiematerialen op de koel- en afvoerleidingen aanbrengen.
Als u de koelleidingen plaatselijk koopt, moet u ervoor zorgen dat u
plaatselijk te krijgen isolatiemateriaal (met een warmtebestendigheid
van meer dan 120°C en een dikte zoals hieronder is aangegeven)
op zowel de vloeistofleiding als de gasleiding aanbrengt.
Zorg er ook voor dat u plaatselijk te krijgen isolatiemateriaal (met een
specifieke zwaartekracht van 0,03 voor polyethyleen en een dikte
zoals hieronder aangegeven) op alle leidingen die door kamers lopen,
aanbrengt.
1 Selecteer de dikte van het isolatiemateriaal aan de hand van de
diameter van de leiding.
Diameter leiding
6,4 mm tot 25,4 mm
28,6 mm tot 38,1 mm
2 Als het apparaat gebruikt wordt op de hoogste verdieping van
een gebouw en in omstandigheden met een hoge temperatuur en
luchtvochtigheid, moet u leidingen met een grotere diameter en
dikkere isolatie gebruiken dan die hierboven is aangegeven.
bv. onder 30°C en 80% relatieve luchtvochtigheid is een dikte van
30 mm nodig.
3 Als de klant specificaties heeft, volg die dan simpelweg op.
4 Specificaties van koelleidingen
Model
Item
Koelleiding
Vloeistofleiding
("Flare"-aansluiting)
Gasleiding
5 Specificaties voor aantrekkoppel
Buitendiameter koperen leiding
ø6,35
ø9,52
ø12,7
ø15,88
6 Schema koelsysteem
Warmtewisselaar
Zeefelement
Dikte isolatiemateriaal
Minimaal 12 mm
Minimaal 15 mm
GUF-50RDH4
GUF-100RDH4
GUF-50RD4
GUF-100RD4
ø6,35
ø9,52
ø12,7
ø15,88
Aantrekkoppel
14 - 18 N . m
34 - 42 N . m
49 - 61 N . m
68 - 82 N . m
Thermistor van gasleiding TH3
Thermistor van vloeistofleiding TH2
Zeefelement
Optromp-
verbinding
Lineaire expansieklep
7.2. Koelleidingwerk
Deze werkzaamheden aan de pijpleidingen dienen te worden
uitgevoerd volgens de installatiehandleiding van zowel het buitenap-
paraat als de BC-bedieningseenheid (de R2-lijn van apparaten die
zowel koelen als verwarmen).
- De R2-serie is ontworpen voor gebruik in een systeem waarbij de
koelleiding van een buitenapparaat uitkomt bij de BC-bedienings-
eenheid en de leiding zich vertakt bij de BC-bedieningseenheid
om aan te sluiten op de Fresh Master.
- Voor beperkingen met betrekking tot pijplengtes en toegestane
hoogteverschillen, verwijzen wij u naar de installatie-instructies
van het buitenapparaat.
- De aansluitmethode voor de leidingen is de zogenaamde "flare"-
aansluiting, waarbij u leidingen over elkaar heen vastdraait.
- Controleer op gaslekken nadat het leidingwerk is voltooid.
Pas op bij koelleidingen
Gebruik niet-oxyderend soldeersel bij het hardsolderen om
er zeker van te zijn dat er geen vreemde stoffen of vocht de
pijp kunnen binnendringen.
Zorg ervoor dat u koelmachine-olie op het zittingsoppervlak
van de "flare"-aansluiting doet en dat u de leidingen stevig
vastdraait met gebruik van een dubbele steeksleutel.
Gebruik een metalen beugel om de koelleiding te ondersteu-
nen zodat er geen gewicht op het einde van de leiding in de
Fresh Master komt te staan. Monteer deze steunbeugel op 50
cm afstand van de flenskoppeling van de Fresh Master.
Waarschuwing:
Wanneer u de airconditioner op een andere plaats
installeert, dient u deze alleen te vullen met die
koelstof (R410A, R407C) welke vermeld staat op het
apparaat.
- Indien een andere koelstof wordt gebruikt of indien er lucht wordt
gemengd met de oorspronkelijke koelstof, kan er een storing
optreden in de koelcyclus en kan het apparaat beschadigd raken.
Voorzichtig:
- Gebruik fosforhoudende, zuurstofarme C1220-koperpijpen
(CU-DHP) als koelstofpijpen zoals opgegeven in JIS H3300
"Naadloze pijpen en buizen van koper of koperlegeringen".
Daarnaast dient u ervoor te zorgen dat de binnen- en bui-
tenoppervlakken van de pijpen schoon zijn en vrij zijn van
gevaarlijk zwavel, oxiden, stof/vuil, deeltjes ten gevolge van
nasnijden, olieresten, vocht of andere verontreinigingen.
- Maak geen gebruik van de bestaande koelstofpijpen.
- De oude koelstof en koelmachine-olie in de bestaande buizen
bevat een grote hoeveelheid chloor die ervoor kan zorgen dat
de koelmachine-olie van het nieuwe apparaat verslechtert.
- Sla de te gebruiken pijpen binnen op en zorg ervoor dat beide
uiteinden van de pijpen afgesloten zijn, tot vlak voordat deze
worden gesoldeerd.
- Indien er stof, vuil of water in de koelcyclus terecht komt, kan dit
verslechtering van de olie of een storing in de compressor als
gevolg hebben.
- Gebruik esterolie, etherolie of alkylbenzeen (kleine hoeveel-
heden) als koelmachineolie voor de coating van de optromp-
en flensverbindingen (voor typen die gebruik maken van
R407C, R410A).
- De koelstof die in de airconditioner wordt gebruikt is uiterst
hygroscopisch, en vermengd met water kan het de kwaliteit van
de koelmachine-olie verslechteren.
9