9.3.9.
Kiezen van ventilatortoerental-regel-
methode
Deze instelling wordt gebruikt om te kiezen tussen het ventilatortoe-
rental dat wordt bepaald door het binnenapparaat, of de instellingen
Laag en Hoog.
Schakelaar
OFF
ON
7
Volgt het ventilatortoerental ingesteld door
de regelaars.*
8
7
Volgt het ventilatortoerental ingesteld door
8
de regelaars.
SW2
7
Hoog toerental (de nok staat continu op
8
Hoog)
7
Hoog toerental (de nok staat continu op
8
Laag)
* Bij verscheping vanuit de fabriek.
10. Controlepunten na de installatie
Controleer de volgende punten tweemaal na de installatie. Verhelp problemen en zorg dat de installatie correct is.
(1) Controlepunten - Installatie van het apparaat
Zijn de buitenkokers (2) en de binnentoevoerkoker (1) afgedekt met thermisch isolatiemateriaal? ........................................... pagina 7
Hebben de buitenkokers een afloop van 1/30 of meer omlaag naar de muur? .......................................................................... pagina 7
Hebben de buitenkokers een voldoende afstand van ten minste 1 meter (type 50) en ten minste 2,5 m (type 100)? ............... pagina 7
Is de Fresh Master degelijk geïnstalleerd zonder losse onderdelen? ......................................................................................... pagina 6
Is de thermische isolatie voor de koel-, afvoer- en watertoevoerleidingen afgewerkt? ............................................................... pagina 8-11
Zijn de koel-, afvoer- en watertoevoerleidingen correct geplaatst? ............................................................................................ pagina 8-11
Komt de koelvloeistof overeen met het soort op het typeplaatje? .............................................................................................. pagina 9
Is de gaslektest uitgevoerd? ....................................................................................................................................................... pagina 9
Is de afvoertest voltooid? ............................................................................................................................................................ pagina 8
Is gecontroleerd dat de kleppen aan de hoge- en de lagedrukzijde helemaal open zijn? ......................................................... pagina 19
Werd het systeem ten minste 12 uur vóór het proefdraaien ingeschakeld? ............................................................................... pagina 6
Zijn de in- en uitlaatpoorten van de Fresh Master en het buitenapparaat niet verstopt? ............................................................ pagina 6
(2) Controlepunten - Bedrading
Komt de voedingsspanning overeen met de specificatie? .......................................................................................................... pagina 13, 14
Komt de bedrading overeen met het elektrische schema? ......................................................................................................... pagina 13, 14
Is de bedrading stevig aangesloten op het aansluitingenblok? .................................................................................................. pagina 16
Is de bedrading stevig vastgezet? .............................................................................................................................................. pagina 16
Is de aansluiting op de printplaat degelijk aangesloten? ............................................................................................................ pagina 13, 14
Is het apparaat correct geaard? .................................................................................................................................................. pagina 13, 14
Voldoen de voedingskabel en de transmissiekabels aan de gespecificeerde diameter en kenmerken? ................................... pagina 13, 14
(3) Controlepunten - Schakelaarstanden
Zijn de adresschakelaars (SW11 en SW12) correct ingesteld? .................................................................................................. pagina 17
In geval van aansluiting op een buitenapparaat van de R2-reeks: Is de schakelaar voor de instelling van het
aftakkingsnummer (SW14) correct ingesteld? ............................................................................................................................ pagina 17
Als de afstandsbediening wordt gebruikt: Is de schakelaar (SW3-1) correct ingesteld? ............................................................ pagina 20
Zijn functies correct ingesteld met de afstandsbediening? ......................................................................................................... pagina 20-21
Zijn de functieschakelaars (SW1, SW2 en SW3) correct ingesteld? .......................................................................................... pagina 17-20
11. Proefdraaien
Lees ook de bedieningshandleiding.
- Nadat u de leidingen en de kabels hebt aangesloten aan de bin-
nen- en buitenapparaten, moet u zich ervan verzekeren dat er
geen koelmiddellekkages zijn, dat er geen speling in de voedings-
en transmissiekabels zit en dat de polariteit correct is.
- Controleer m.b.v. een weerstandsmeter van 500 V (DC) dat de weerstand
tussen de aansluiting voor de voeding en de aarde meer dan 2,0 MΩ be-
draagt. Als dit niet het geval is, dient u het apparaat niet in werking te stellen.
- Controleer of de kleppen aan zowel de hoge- als de lagedrukzijde
volledig open zijn en zorg dat de dop is vastgezet.
9.3.10. Kamertemperatuurregeling
De kamertemperatuur die, tijdens verwarmen, bij het hoofdapparaat
wordt waargenomen wordt met 4°C verminderd.
Instelling
9.3.11. Positie kamertemperatuursensor
- Meet nooit de isolatieweerstand van het klemmenbord voor
- Wanneer de Fresh Master voor proefdraaien in gebruik wordt
(alleen voor de GUF-50, 100RD4)
Schakelaar
OFF
ON
8
Effectief*
SW3
8
Niet effectief
(alleen voor de GUF-50, 100RD4)
Schakelaar
OFF
ON
9
Terugkerende lucht van de Fresh Master*
SW3
9
Ingebouwd in de Remote controller
Waarschuwing:
de transmissiekabels.
Voorzichtig:
genomen, moet u ervoor zorgen dat er geen waterlekkage is.
Instelling
Instelling
19