Voorvereisten:
• De sensorkabels zijn aangesloten op de sensor en een veldtransmitter of een apparaat.
Raadpleeg
Elektrische installatie
• De sensor is gekalibreerd op de meetlocatie. Raadpleeg
• Als de sensor wordt geïnstalleerd in water (of als een stijging van het waterniveau de sensor in
water terecht kan laten komen), wordt de kabelbescherming bevestigd aan de sensor. Raadpleeg
De kabelbescherming bevestigen
• De meeteenheden die worden weergegeven door de analoge uitgang van 4–20 mA zijn correct
voor het type meting: mg/L (vloeistofmetingen) of ppm (luchtmetingen). Raadpleeg
meeteenheden van de 4–20 mA-uitgang
1. Voer de volgende stappen uit voor installatie in water:
a. (Optioneel, aanbevolen) Sluit de oogbout op de kabelbescherming aan op de aarding in
overeenstemming met de lokale, regionale en nationale vereisten.
Raadpleeg voor installatie in gevaarlijke omgevingen het document GS2440EX,
veiligheidsmaatregelen gevaarlijke locaties voor de aardingsvereisten.
b. Bevestig de ketting aan de oogbout op de kabelbescherming.
c. Bevestig het andere uiteinde van de ketting aan een voorwerp dat zich direct boven het water
bevindt en niet beweegt (bijv. draadrooster, dwarsbalk of de dwarsbalkklemmen voor de
veldtransmitter).
d. Laat de sensor in het water zakken. Houd de sensorkabels uit het water.
e. Zorg ervoor dat de stroomopwaartse zijde van de sensor zich in een bewegende waterstroom
bevindt en niet in de buurt van muren.
f. Stel de lengte van de ketting zodanig af dat de kabelbescherming zich buiten het water
bevindt en de sensor zich op 5 cm (2 inch) of meer van de onderkant van het kanaal of de put
bevindt.
g. Als de sensor een muur of andere voorwerpen kan raken, plaatst u de sensor in een PVC-
buis met een diameter van 70 mm (2,75 inch) of groter. Zorg ervoor dat het meeteinde van de
sensor onder de PVC-buis hangt.
Bevestig de PVC-buis aan een voorwerp direct boven het water dat niet beweegt of aan de
zijkant van de put.
h. Wikkel de losse kabels bij elkaar. Gebruik kabelbinders om de kabels op hun plaats te
houden.
2. Voer de volgende stappen uit voor installatie in lucht:
a. (Optioneel, aanbevolen) Sluit de aardingsschroef van de sensor aan op de aarding in
overeenstemming met de lokale, regionale en nationale vereisten.
Raadpleeg voor installatie in gevaarlijke omgevingen het document GS2440EX,
veiligheidsmaatregelen gevaarlijke locaties voor de aardingsvereisten.
b. Bevestig een ketting (of staalkabel) aan de bevestigingshaak op de sensor.
c. Bevestig het andere uiteinde van de ketting (of staalkabel) aan een voorwerp dat zich direct
boven het water bevindt dat niet beweegt (bijv. draadrooster, dwarsbalk of de
dwarsbalkklemmen voor de veldtransmitter).
d. Laat de sensor zakken.
e. Pas de kettinglengte zo nodig aan.
f. Wikkel de losse kabels bij elkaar. Gebruik kabelbinders om de kabels op hun plaats te
houden. Houd de sensorkabels uit het water.
3. Voor installatie in een waterleiding onder druk brengt u de optionele adapter voor montage in
leidingen aan. Raadpleeg de instructies die bij de adapter voor montage in leidingen zijn
geleverd.
4. Sluit voor installatie in een luchtleiding onder druk een bypass-luchtleiding aan op de optionele
luchtdoorstroomcel. Raadpleeg de instructies die bij de luchtdoorstroomcel zijn geleverd.
176 Nederlands
op pagina 170.
op pagina 167.
op pagina 173.
Kalibratie
op pagina 173.
Wijzig de