Off (Uit): LED's zijn uitgeschakeld voor elke status.
AM-instellingen SW2 DIP-schakelaars
SW2-1: AM dag/nachtmodus
On (Aan): Alleen AM-dagmode. AM-detectie wordt alleen
gedetecteerd tijdens de dagmode (fabrieksinstelling).
Off (Uit): AM dag en nacht. AM-detectie wordt altijd
gedetecteerd (dag- en nachtmodus).
Deze functie is afhankelijk van de SW1-5-instelling. Zie "SW1-
5: Externe functionaliteit" op pagina 36.
SW2-2: AM-gevoeligheid
On (Aan): Geavanceerde AM-gevoeligheid De detector
signaleert de maskering van het AM-bereik (fabrieksinstelling).
Opmerking:
dit is EN 50131 Grade 3 vereiste configuratie.
Off (Uit): Standaard AM-gevoeligheid. De detector signaleert
de nadering van het AM-bereik.
SW2-3: Reset
On (Aan): Automatische reset. AM-alarm kan 40 sec. na het
AM-alarm worden hersteld (fabrieksinstelling).
Off (Uit): Geverifieerd herstellen. AM-alarmstatus kan alleen
worden hersteld na toepassing van de WT-modus en
dagmodus.
Opmerkingen
•
Voor de geavanceerde instelling (SW2-2 is On (Aan))
moet de oorzaak van het AM-alarm zijn verwijderd voordat
AM-herstel is toegestaan.
•
Indien het AM-alarm niet kan worden hersteld met
automatisch herstellen of geverifieerd herstellen, schakelt
u de voedingvan de detector uit en schakelt u deze weer
opnieuw aan.
•
Er moet een looptest worden uitgevoerd om er zeker van
te zijn dat dedetector instellingen correct zijn voor deze
toepassing.
Deze functie is tevens afhankelijk van de SW1-5-instelling. Zie
"SW1-5: Externe functionaliteit" op pagina 36.
SW2-4: AM-gevoeligheid
On (Aan): AM activeert het storing- en alarmrelais AM-alarm
wordt gesignaleerd via zowel alarm- als storingsuitgangen
(fabrieksinstelling).
Opmerking:
Dit is een configuratie die EN 50131 klasse 3
vereist.
Off (Uit): AM alleen naar storingrelais. AM-alarm wordt
gesignaleerd via storingsuitgang.
AM-kalibratie
Tijdens het opstarten wordt het AM-circuit gekalibreerd Het is
belangrijk om binnen deze 60 seconden na het opstarten te
controleren of er zich geen veranderingen hebben voorgedaan
in het detectie veld binnen een straal van 1 meter van de
detector. De detector kan anders valse AM-alarmen
veroorzaken en mogelijk zijn deze alarmen niet te herstellen.
P/N 466-5631-ML • REV C • ISS 15JUL22
Het detectie patroon configureren
•
Indien nodig verwijderen de maskers (figuur 8, punt 1).
Het gewijzigde patroon is afgebeeld in figuur 8, punten 3
tot en met 7.
Als zowel beide maskers zijn geïnstalleerd,
Opmerking:
het detectie bereik is beperkt tot 6 m
•
Het detectiepatroon wijzigen door uit breken van maskers
delen (weergegeven als grijs in figuur 8, punt 2).
•
Plak de juiste spiegel stickers indien nodig. Zie
afbeelding 7, punt 1 voor details.
Let op:
Verwijderen van stickers kan het spiegel
oppervlak beschadigen.
•
Wanneer er stoor objecten zich direct onder de detector
bevinden, plaats dan het masker aan de binnenkant van
het venster (standaard). Hiermee schakelt u dat deel van
het gordijnen uit, dat neer kijkt op het object, hierdoor kan
de detector onstabiel worden. Zie afbeelding 7, punt 2.
Opmerking:
het verkleinen van het gezichtsveld van
dichtbij is niet in overeenstemming met EN 50131
Grade 3-installaties.
Zelftest
De detector test de PIR-, microgolf- en AM-schakelingen
doorlopend. Storingen worden gerapporteerd aan de centrale
als technische fouten.
Looptest voor de detector uitvoeren
U kunt op twee manieren overschakelen naar de
looptestfunctie.
SW1-6 ingesteld op (LED aan), SW1-5 ingesteld op (Extern
uit)
In deze modus is de LED-indicatie altijd ingeschakeld
(constante looptestmodus).
SW1-6 ingesteld op (LED aan), SW1-5 ingesteld op (Extern
aan)
Deze instelling activeert de looptestingang (pin 7) en de
dag/nacht-ingang (pin 8). Hiermee kan de gebruiker extern de
LED-aanduiding activeren door de detector in de dagmodus in
te stellen en de looptest te activeren.
Groene modus
Wanneer SW1-5 is ingesteld op Extern aan, wordt de radar
uitgeschakeld gedurende de dagmode (zonder WT) om het
stroomverbruik te reduceren. De detector werkt vervolgens
alleen maar als Alleen PIR.
Opmerking:
De dag/nacht-lijn moet zijn aangesloten op de
centrale om deze mode te kunnen gebruiken.
Deze modus voldoet niet aan de norm EN 50131-2-4.
37 / 54