nl
|
Montage
3.4.2
Elektrische installatie – algemene informatie
De vlamdetector kan functioneren via een standaard 3- of 4-draads aansluiting.
Er zijn twee types alarmuitgangen tegelijkertijd beschikbaar:
–
0-20 mA
–
Relais (alarm en storing)
Gebeurtenis
Stroom-/detectorstoring
Storing voedingsspanning laag
Optische storing
Detector werkt normaal
Alarm
*Aux-alarm – configureerbaar
Overschrijding
Opmerkingen:
–
De tolerantie op de bovenstaande uitgangen bedraagt +/-0,3 mA stroom
met een maximum lusweerstand van 500 ohm.
–
Bijkomende 0-20 mA waarden kunnen worden geconfigureerd en moeten,
indien nodig, worden gespecificeerd bij de bestelling. Het optische
storingssignaal kan op 2 mA worden geconfigureerd in plaats van op
1,5 mA en het alarmsignaal kan worden verhoogd tot 20 mA.
®
–
Het HART
7 protocol is op het 0-20 mA signaal gesuperponeerd om
toegang te verlenen tot meer diagnostische informatie.
De volgende afbeelding toont de interne aansluitingen van de alarm- en
storingsrelaiscontacten en -jumpers. Voor de duidelijkheid wordt eveneens elke
veldaansluiting getoond op deze afbeelding.
1)
De vlamdetector kan in de fabriek worden geconfigureerd met een Aux-alarmvertraging (20 mA)
tussen 0 s en 10 s in stappen van 1 seconde bovenop de normale responstijden van het 18 mA
alarmsignaal. Wanneer het Aux-alarmsignaal wordt vertraagd, wordt het 20 mA signaal vooraf-
gegaan door het 18 mA alarmsignaal, om de normale responstijden te bereiken zoals getest
door Factory Mutual volgens FM 3260. Als het 20 mA alarmsignaal wordt vertraagd, wordt het
als een Aux-alarmniveau beschouwd.
82
De eind- en alarmweerstanden moeten worden berekend op basis van de eisen
van de centrale.
VOORZICHTIG
Risico op beschadiging van het apparaat!
De vlamdetector moet correct worden geaard. Een onjuiste of ontbrekende
aarding kan elektrische interferentie in het apparaat veroorzaken.
Uitgang (in mA)
Metrische kabelingangen zijn voorzien van een interne stop, waardoor de
draden na de montage zichtbaar zijn. Wanneer de wartels te strak worden
0
aangespannen, kan zowel de kabelingang als de wartel beschadigd raken.
1
► De vlamdetector correct aarden.
► De kabelwartels niet te strak aanspannen.
1,5
4
In de bedrading van de vlamdetector moet een spiraal van 2 m voorzien zijn.
Hierdoor kan de detector worden verplaatst, indien plaatselijke obstakels, zoals
18
buizen en kabelgoten, het zicht van de detector op het plaatselijke gevaar
belemmeren.
20
21
1)
Gebruiksaanwijzing
|