nl
NEDERLANDS
Zagen met parallelle aanslag (zie hoofdstuk
Toebehoren):
Voor snedes parallel aan een rechte rand. De
parallelle aanslag kan van beide zijden in zijn
houder worden geplaatst. De zaagbreedte kan op
de markering (8) afgelezen worden. Met de beide
vergrendelarmen (1) bevestigen. De nauwkeurige
zaagbreedte kan het beste vastgesteld worden aan
de hand van een proefzaagsnede.
Zaag met geleiderails (zie hoofdstuk
Toebehoren):
Voor tot op een millimeter nauwkeurige, rechte,
splintervrije zaagranden. De antisliplaag zorgt
ervoor dat de geleideplaat stevig op het werkstuk
wordt geplaatst en beschermt het
werkstukoppervlak tegen krassen. Zie het
hoofdstuk Toebehoren. Draaiknop (15) is bestemd
voor het instellen van een spelingsvrije bevestiging.
Alleen bij accu-gereedschap:
Verwarming van het accupack:
onder extreem zware gebruiksvoorwaarden
(bijv. bij het zagen van dikke houten planken) kan
het accupack door de sterke belasting heet worden
(> 60 °C). Ter bescherming van de levensduur van
het accupack, dient het eerst af te koelen voordat
de werkzaamheden worden voortgezet.
8. Onderhoud
8.1
Zaagbladwissel
Het zaagblad moet stil staan.
Accupack uit het gereedschap halen / de
stekker uit het stopcontact trekken.
Ook bij een stilstaand zaagblad bestaat er nog
gevaar voor snijwonden. Draag
veiligheidshandschoenen.
Zie afb. pagina 3.
1. Vergrendelknop (13) indrukken en verschuiven.
2. Zo verschuiven dat de afleesrand (10) op het
symbool "zaagbladwissel" staat.
3. Vergrendelknop (13) weer loslaten.
4. Hendel (14) met de klok mee tot aan de aanslag
draaien.
5. Vergrendelknop (17) naar voren schuiven en
motorgedeelte een beetje laten zakken.
Vergrendelknop (17) weer loslaten.
6. Motorgedeelte naar beneden drukken, totdat
het bij de aanslag vergrendelt.
Vervangen
Zaagas langzaam met de in de zaagblad-
bevestigingsschroef (31) geplaatste zeskantsleutel
(25) draaien, tot de vergrendeling vastklikt.
De zaagblad-bevestigingsschroef tegen de klok in
eruit draaien en de buitenste zaagbladflens (32)
eraf halen. Het zaagblad verwijderen.
34
13 10
Let erop, dat de binnenste zaagbladflens (34)
correct wordt geplaatst: de binnenste
zaagbladflens (34) heeft 2 zijden, diameter 20 mm
en 5/8" (16 mm). Let op een nauwkeurige plaatsing
van de zaagblad opnameboring ten opzichte van de
binnenste zaagbladflens (34)! Verkeerd
gemonteerde zaagbladen lopen onregelmatig en
leiden tot een verlies van de controle.
Nieuw zaagblad plaatsen. Let op juiste
draairichting. De draairichting is m.b.v. pijlen op
zaagblad en beschermkap aangegeven. De
steunvlakken tussen de binnenste zaagbladflens
(34), het zaagblad (33), de buitenste zaagbladflens
(32) en zaagblad-bevestigingsschroef (31) moeten
schoon zijn.
De buitenste zaagbladflens (32) plaatsen. Let erop
dat de buitenste zaagbladflens (32) in de juiste
richting is geplaatst.
De zaagblad-bevestigingsschroef (31) met
zeskantsleutel (25) vastdraaien (max. 5 Nm).
Alleen scherpe, onbeschadigde zaagbladen
gebruiken. Geen vervormde of gescheurde
zaagbladen gebruiken.
Geen zaagbladen van hooggelegeerd
snelarbeidsstaal (HSS) gebruiken.
Geen zaagbladen gebruiken die niet voldoen
aan de karakteristieken.
Alleen zaagbladen met een diameter
overeenkomstig het opschrift op de zaag
gebruiken.
Het zaagblad moet geschikt zijn voor het
onbelaste toerental.
Gebruik een zaagblad dat geschikt is voor het
te zagen materiaal.
Gebruik alleen originele Metabo zaagbladen.
Zaagbladen die zijn ontworpen voor het zagen
van hout of dergelijke materialen, moeten voldoen
aan EN 847-1.
Machine gereed voor gebruik maken
Hendel (14) tegen de klok in tot aan de aanslag
draaien. Het motorgedeelte zwenkt naar boven.
8.2
Zaagbladhoek corrigeren
De zaagbladhoek is in de fabriek ingesteld.
Indien nodig kan de zaagbladhoek op 0° en op 45°
worden ingesteld. Stelschroef (7) (op 0°) of (3) (op
45°) draaien.
9. Reiniging
Accupack uit het gereedschap halen / de
stekker uit het stopcontact trekken.
De machine moet regelmatig ontdaan worden van
afgezet stof. Daarbij moeten de ventilatiesleuven
aan de motor met een stofzuiger gereinigd worden.
De feilloze werking van de
beschermingsvoorzieningen (het motorgedeelte
moet bijv. vrij beweeglijk zijn, zelfstandig,
eenvoudig en nauwkeurig terugkeren naar zijn
eindpositie.) moet worden gewaarborgd.