Beperk de geluidsontwikkeling en vibratie tot
een minimum!
•
Gebruik enkel intacte toestellen.
•
Onderhoud en reinig het toestel regelmatig.
•
Pas uw manier van werken aan het toestel
aan.
•
Overbelast het toestel niet.
•
Laat het toestel indien nodig nazien.
•
Schakel het toestel uit als het niet wordt ge-
bruikt.
•
Draag handschoenen.
5. Vóór inbedrijfstelling
Gevaar: Start de motor pas als de zaag volledig
is gemonteerd.
Voorzichtig: Draag bij de omgang met de ketting
altijd veiligheidshandschoenen.
5.1 Aanbrengen van de geleiderail
GEBRUIK ALLEEN DE ORIGINELE RAIL om te
verzekeren dat aan de rail en aan de ketting olie
wordt toegevoerd. De olieuitlaatopening (fi g. 2,
pos. A) dient vrij te zijn van verontreinigingen en
aankoekingen.
1. Vergewis u er zich van dat de kettingremhen-
del naar de stand ONTKOPPELD is terugge-
trokken (fi g.3A).
2. Verwijder het railbevestigingswiel (20). Neem
de afdekking eraf (fi g. 3B).
3. Draai het kettingspanwiel (19) TEGEN DE
KLOK IN tot de AREND (E) (uitstekend punt)
zich aan het einde van zijn schuifafstand in
de richting van koppelingscilinder en tandwiel
bevindt (fi g. 3B/3C).
4. Plaats het gekeepte uiteinde van de gelei-
derail over de railbouten (F). Richt de rail zo
uit, dat de AREND in het gat (G) in de gelei-
derail past (fi g. 3C/3D).
5.2 Aanbrengen van de zaagketting
1. Spreidt de ketting in een lus uit zodat de snij-
kanten (A) MET DE WIJZERS VAN DE KLOK
MEE rond de lus zijn uitgericht (fi g. 4A).
2. Schuif de ketting rondom het tandwiel (B)
achter de koppeling (C). De kettingschakels
moeten tussen de tanden in worden gevoegd
(fi g. 4B).
3. Voer de aandrijfschakels de gleuf (D) in en
leid ze rond het uiteinde van de rail (fi g. 4B).
Aanwijzing: Het zou kunnen dat de zaagketting
aan de onderkant van de rail lichtjes doorhangt.
Anl_GMS_E_40_EV_SPK7-1.indb 82
Anl_GMS_E_40_EV_SPK7-1.indb 82
NL
Dit is normaal.
4. Trek de geleiderail naar voren tot de ketting
nauw aansluit. Vergewis u er zich van dat alle
aandrijfschakels zich in de groef van de rail
bevinden.
5. Breng de afdekking van de koppeling aan
(fi g. 5) en draai het railbevestigingswiel (20)
met de klok mee om dit te bevestigen. Daarbij
mag de ketting niet van de geleiderail afglij-
den. Draai het railbevestigingswiel handvast
aan en volg de aanwijzingen voor het instel-
len van de kettingspanning zoals beschreven
in het hoofdstuk INSTELLEN VAN DE KET-
TINGSPANNING.
5.3 Instellen van de kettingspanning
De juiste spanning van de zaagketting is uiterst
belangrijk en moet vóór het starten en tijdens
alle zaagwerkzaamheden gecontroleerd worden.
Als u even de tijd neemt om de zaagketting zoals
voorgeschreven in te stellen, dan kunt betere
sneden uitvoeren en wordt de levensduur van de
ketting verlengd. Voorzichtig: Draag bij de om-
gang met de zaagketting of bij het afstellen van
de ketting altijd hoogvaste handschoenen.
1. Houd de punt van de geleiderail naar boven
en draai het kettingspanwiel (19) MET DE
KLOK MEE om de spanning van de ketting te
verhogen (fi g. 5). Indien u de schroef TEGEN
DE DE KLOK IN draait, dan wordt de span-
ning van de ketting verlaagd. Controleer of de
ketting helemaal rond de geleiderail is aange-
legd (fi g. 6).
2. Na het afstellen, de punt van de rail wijst nog
steeds naar boven, draait u het railbevesti-
gingswiel (20) stevig aan. De ketting is correct
gespannen, als hij nauw aansluit en met de
hand helemaal erom heen kan worden ge-
trokken.
Aanwijzing: Als de ketting maar moeilijk rond de
geleiderail kan worden gedraaid of als hij blok-
keert, dan is hij te strak gespannen. Voer dan de
volgende, kleine instellingen uit:
1. Maak het railbevestigingswiel (20) een 1/2
omdraaiing los. Verlaag de kettingspanning
door het kettingspanwiel (19) langzaam TE-
GEN DE KLOK IN te draaien. Trek de ketting
op de rail naar voor en terug. Doe dit tot de
ketting zonder wrijving kan worden bewogen,
maar toch nauw aansluit. Verhoog de span-
ning door het kettingspanwiel MET DE KLOK
- 82 -
02.07.2019 06:33:25
02.07.2019 06:33:25