5.4.3 de hoogte van het maaimechanisme instellen voor het maaien
} Als u het maaimechanisme hoger van de grond wilt afstellen, verplaats dan de
hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme naar boven in de bovenste
twee standen. Deze twee standen worden gebruikt voor het maaien van hoge en grove
vegetatie tot een hoogte van 11 en 14 cm (92 4x4) en 10 en 13 cm (110 4x4).
} Als u het maaimechanisme dichter naar de grond wilt afstellen, verplaats dan de
hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme omlaag in de twee
lagere standen. Deze twee standen worden gebruikt voor het maaien van gelijkmatige
en onderhouden oppervlakken tot een hoogte van 5,5 en 8 cm (92 4x4) en 4,5 en 7 cm
(110 4x4).
5.5 De machine bereiden
Algemene waarschuwingen voordat u gaat rijden:
} Controleer dat de parkeerrem is uitgeschakeld. De parkeerrem mag niet in stand "2" blijven staan
(
4.2.1 (8)). Wanneer u op het rempedaal trapt, wordt de parkeerrem uitgeschakeld.
} De by-passhendel moet in stand "1" staan, d.w.z. de by-pass van de aandrijving moet zijn
ingeschakeld.
} Wanneer u onderweg bent naar het terrein dat u gaat maaien, moet het maaimechanisme
uitgeschakeld zijn en omhooggebracht zijn in de transportstand.
} Wanneer over obstakels rijdt die hoger zijn dan 8 cm (trottoirbanden, enz.), moet u rijplanken
gebruiken zodat u het maaimechanisme en de versnellingsbak niet beschadigt.
} Voorkom dat de voorwielen hard stoten tegen massieve obstakels, omdat anders de vooras zou
kunnen beschadigen, vooral wanneer u op hoge snelheid rijdt.
5.5.1 Vooruit- / achteruitrijden
} Verplaats de gashendel langzaam naar de stand "MIN". Zo brengt u het toerental van de motor
omlaag.
} Trap langzaam het pedaal voor de aandrijving in afhankelijk van de richting die u wilt nemen (vooruit
of achteruit).
U kunt de rijrichting naar voren / naar achteren alleen wijzigen wanneer u de
machine hebt stilgezet. Als u dit doet terwijl de machine rijdt, bestaat het gevaar dat
u de transmissie beschadigt.
Trap nooit het pedaal voor de aandrijving en het rempedaal tegelijkertijd in –
hierdoor kan de transmissie beschadigen.
Het systeem is voorzien van een functie automatische ontkoppeling van het maaimechanisme
voor achteruitrijden bij een snelheid van meer dan 0,3 mtr/s (ongev. 1 km/uur).
Bij opzettelijk en gecontroleerd achteruitrijden met het maaimechanisme ingeschakeld, kunt u deze
veiligheidsfunctie uitschakelen door te drukken op de knop R die zich naast het stuur bevindt (
(5)). Dan wordt met iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van achteruit naar vooruit de
ontkoppeling van het maaimechanisme weer geactiveerd.
Wanneer u de ontkoppeling van deze functie gebruikt met de R-knop, let dan
tijdens het achteruitrijden vooral heel goed op het gebied achter de machine.
5.5.2 Stoppen met rijden
U stopt het rijden van de machine naar voren/naar achteren door geleidelijk uw voet van het pedaal
voor de aandrijving te halen en vervolgens het rempedaal in te trappen.
Wanneer u op het rempedaal trapt en de cruise-control is ingeschakeld, wordt deze
automatisch in de neutrale stand gezet. De remafstand is minder dan 2 m.
5.5.3 Rijsnelheid en grasmaaien
} Over het algemeen geldt dat hoe natter, hoger en dichter het gras is, des te lager de rijsnelheid
moet zijn. Wanneer de machine te snel rijdt en er hogere eisen aan de machine worden gesteld,
268
4.2