TECHNISCHE GEGEVENS
Frequentieweergave (±3 dB)
Maximale ingangsspanning
Ingangsimpedantie
Maximaal uitgangsvermogen
Volledig bandbreedte-vermogen
(met minder dan 1 % THV)
Luidsprekerimpedantie
Preout-niveau/belasting (CD/USB)
Preout-impedantie
Bedrijfsvoltage (10,5 V — 16 V toelaatbaar)
Maximaal stroomverbruik
Bedrijfstemperatuur
Installatie-afmetingen (B × H × D)
Gewicht
Zonder voorafgaande kennisgeving wijzigbaar.
20 Hz — 20 kHz
1 000 mV
30 kΩ
50 W × 4 of
50 W × 2 + 50 W × 1 (subwoofer = 4 Ω)
22 W × 4
4 Ω — 8 Ω
2 500 mV/10 kΩ last
≤ 600 Ω
14,4 V
10 A
–10°C — +60°C
182 mm × 53 mm × 158 mm
1,1 kg
INSTALLEREN / VERBINDEN
Waarschuwing
• Dit toestel kan uitsluitend worden gebruikt in een auto met 12 Volt gelijkstroom, negatieve aarding.
• Ontkoppel de negatieve pool van de accu alvorens te verbinden en monteren.
• Voorkom kortsluiting en sluit derhalve het accudraad (geel) en ontstekingsdraad (rood) niet op het autochassis of de
aardedraad (zwart) aan.
• Isoleer niet-aangesloten draden met isolatieband om kortsluiting te voorkomen.
• Aard dit toestel beslist op het autochassis na het monteren.
Voorzorgen
• Laat het monteren en verbinden voor de veiligheid door een vakman uitvoeren. Raadpleeg de auto-audiohandelaar.
• Installeer dit toestel in de console van uw voertuig. Raak de metalen onderdelen van dit toestel niet aan tijdens en
kort na het gebruik. Metalen onderdelen zoals de warmteafvoer en behuizing worden heet.
• Verbind de
draden van de luidspreker niet met het autochassis, aardedraad (zwart) en sluit niet in serie aan.
• Verbind luidsprekers met een maximaal vermogen van meer dan 50 W. Indien het maximale vermogen van
de luidsprekers lager dan 50 W is, moet u ter bescherming van de luidsprekers de
(
12)
veranderen.
• Monteer het toestel met een kleinere hoek dan 30º.
• Indien de bedradingsbundel van uw auto geen ontstekingsaansluiting heeft, moet u het ontstekingsdraad (rood)
van de aansluiting verbinden met de aansluiting op de zekeringbox van de auto die 12 Volt levert en door de
contactsleutel wordt in- en uitgeschakeld.
• Houd alle kabels en draden uit de buurt van metalen onderdelen die warmte afgeven.
• Controleer na het installeren van het toestel of de remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers enz. van de auto juist
functioneren.
• Als de zekering is doorgebrand, controleer dan eerst of de draden niet het autochassis raken en vervang vervolgens
de oude zekering door een nieuwe met dezelfde stroomsterkte.
Basisprocedure
1
Haal de sleutel uit het contactslot en ontkoppel vervolgens de
aansluiting van de auto-accu.
2
Verbind de draden juist.
Zie "Verbinden van draden".
(
21)
3
Installeer het toestel in de auto.
Zie "Installeren van het toestel (in-dashboard montage)".
4
Verbind de
aansluiting van de auto-accu.
5
Stel het toestel terug.
(
3)
[AMP GAIN]
instelling
(
20)
19
NEDERLANDS