3.1 Algemene voorbereiding
1. ENERPAC pompen zijn in de fabriek bedrijfsklaar
gemaakt en reeds voorzien van de juiste
hoeveelheid hydraulische olie.
2. Bij electrische pompen dient de kabel voorzien te
worden van de gewenste stekker.
3. Controleer voordat u de pomp aansluit of de
netspanning overeenkomt met het voltage
ingeslagen in het identificatieplaatje van de
electromotor.
4. Zet de pomp waterpas op een stabiele
ondergrond. Vervang de plug in de zwarte
reservoirdeksel door de vul/ontluchtingsdop
(nr.3) met het opschrift "OIL".
5. Controleer het oliepeil in het pompreservoir met
behulp van het oliepeilglas (nr.2). Indien het olie-
peil )te) laag is, verwijder de vul/ontluchtingsdop
en vul hydraulische olie tot aan de bovenste
zwarte streep in het oliepeilglas. Draai na het
vullen de dop weer vast.
3.2 Motorpompen
Afhankelijk van de geleverde pomp is een electro- of
persluchtmotor gemonteerd.
Electrisch aangedreven pompen
Monteer de stekker aan de voedingskabel van de
pomp. Lees verder vanaf §3.3.
Perslucht aangedreven pompen
De persluchttoevoer dient voorzien te zijn van de
volgende komponenten:
• 50µ vochtfilter met een capaciteit van 2,5 m
• Een drukreduceerventiel instelbaar tot 2,5 m
bij 7 bar.
• Olienevelapparaat
2,5m
3
/min met een minimale instelling van een
druppel per 0,2 m
3
/min.
Bovengenoemde komponenten zijn verkrijgbaar als
een luchtconditioneringseenheid BRV-100. Lees
verder vanaf §3.3.
3.3 Voorzorgsmaatregelen
1. De pomp dient waterpas te staan op een stabiele
en stevige ondergrond.
2. Blokkeer nooit de luchtkoeling van de motor.
met
een
capaciteit
Zorg voor voldoende koeling en houd de motor
schoon. Bij gebruik in een hoge omgevings-
temperatuur is het raadzaam om de motor van
extra koeling te voorzien.
4.0 IN BEDRIJFSTELLING
4.1 Inleiding
Inbedrijfname van pompen wordt beschreven in de
volgende paragrafen: §4.2 electrisch pompen en
§4.3 perslucht aangedreven pompen.
4.2 Electrisch aangedreven pompen
1. Zet het stuurventiel van de pomp in de neutrale
stand (open middenstand P-T).
2. Controleer of de schakelaar van de motor in de
uitstand "OFF" of "O" staat. In het geval de pomp
voorzien is van een schakelkast druk dan de
"OFF" of "O" knop in.
3. Sluit de pomp aan op de juiste netspanning.
4. Door een aantal keren op de "ON-OFF"-knop
(I-O) te drukken, op de motor of op de schakel-
kast kunt u de draairichting van de motor
controleren. De ventilator bovenin de motor dient
rechtsom te draaien. Indien dit niet het geval is,
dient u de bedrading in de stekker te veranderen.
Lees verder vanaf §4.4.
4.3 Perslucht aangedreven pompen (PAM series)
1. Stel door middel van de luchtconditionerings-
eenheid de persluchttoevoer in op 2,5 m
7 bar luchtdruk. Stel de olienevel in op een
druppel per 0,2 m
2. Zet het stuurventiel van de
pomp in de neutrale stand
(open middenstand P-T) en
controleer of het luchtventiel
(nr.8) in de luchttoevoer van
de persluchtmotor gesloten is.
3. Sluit nu de persluchttoevoer
aan op de motor. Lees verder
vanaf §4.4.
3
/min.
4.4 Drukbegrenzings- en veiligheidsklep
3
/min
Het pompblok onder de zwarte
reservoirdeksel is uitgerust met
tot
een drukbegrenzingsklep (nr.4).
Deze instelbare klep functioneert
tevens als veiligheidsklep.
De gebruiker kan hiermee de
hydraulische druk instellen tot een
maximale waarde:
• 370 bar bij WEM, WEN en WER-spanpompen,
• 720 bar bij PAM, PEM, PEN en PER pompen.
22
3
/min.
3
/min bij