Indien eender welke van deze
resultaten verschilt van wat aangegeven
is in de volgende tabellen, mag de
machine niet gebruikt worden! Breng de
machine naar een dienstcentrum voor
de nodige controles en herstelling.
6.3 STARTEN
BELANGRIJK Er is een label op de machine
aangebracht (afb 2) dat de belangrijkste
fasen van het opstarten samenvat.
Dit label dient als snelle gids, en vervangt
de hierna beschreven procedures niet.
1. Blijf stil en stabiel staan:
2. Verzeker u ervan dat de blaasbuis niet naar
eventuele waarnemers of afval gericht is;
BELANGRIJK Om te voorkomen dat de
startkabel breekt, wordt er niet over de gehele
lengte aan getrokken. Laat het touw niet langs
de rand van de opening van de kabelgeleider
schuren en laat de handgreep geleidelijk
aan los, om te voorkomen dat de kabel op
ongecontroleerde wijze naar binnen schiet.
BELANGRIJK Wikkel de
startkabel nooit rond uw hand.
6.3.1 Start met koude motor
Met start bij koude motor wordt
bedoeld een start na minstens 5
minuten dat de motor uitgeschakeld
is of na het bijvullen van brandstof.
1. Voor-verwarm de motor door de
versnellingshendel (Afb. 4.B) net
voorbij de helft van de loop.
2. Schakel de choke in, door de hendel
naar stand «C» te brengen (Afb. 5.C).
3. Druk 10 maal op de toets voor de
voorinspuiting (Afb. 5.D) om de carburator
gemakkelijker in te schakelen.
4. Houd de machine stevig met een hand tegen
de grond gedrukt, om de controle ervan niet
te verliezen tijdens het starten (Afb. 6.B).
5. Deze machine is voorzien van een EASY-
START. Trek op gelijkmatige wijze aan
de startknop, zonder hevige trekken
(het opstarten vindt plaats in het laatste
deel van de loop). Trek enkele keren
tot u de eerste ontploffingen hoort.
6. Plaats de choke in stand «B» (Afb. 5.B).
7. Trek aan de handgreep voor het opstarten
tot de motor normaal in gang komt.
8. Laat de motor gedurende minstens 1
minuut draaien om hem op te warmen.
9. Schakel de versnellingsknop uit (Afb. 5.A),
door de hendel naar stand «A». te brengen.
10. Breng de versnellingshendel (Afb. 4.B) naar
de minimumstand om de inrichting van de
voor-versnelling uit te schakelen en de motor
naar het minimumtoerental te brengen.
BELANGRIJK Indien de handgreep van
de startkabel herhaaldelijk bediend wordt
met de choke ingeschakeld, kan de motor
vastlopen en de start bemoeilijkt worden. In
geval van flooding van de motor (zie par. 14.5).
6.3.2 Start bij warme motor
Voor de start bij warme motor (onmiddellijk
na het stoppen van de motor):
1. Volg de punten 1 - 3 - 4 - 6 - 7 - 9 - 10
van de vorige werkwijze (par. 6.3.1).
6.3.3 Gebruik van de schouderbanden
De schouderbanden moeten na de inschakeling
van de machine aangedaan worden.
De schouderbanden en de riemen moeten
in functie van de hoogte en gestalte
van de bediener afgesteld worden.
1. Draag de schouderbanden als een
gewone rugzak (Afb. 7.A).
2. Sluit de rode clipsgespen aan de
linkerkant en rond de middel.
3. Span de riemen om de last gelijk te
spreiden over beide schouders.
4. Om het gewicht van de blaasbuis
te ondersteunen, verbindt men de
connector (Afb. 7.B) aan de steun
van het controlehandvat (Afb. 7.C),
en sluit men de zwarte clipsgesp op
de rechterschouder (Afb. 7.D).
6.4 HET WERKEN
Tijdens het werken, moet de machine
stevig vastgehouden worden met de
rechterhand op het controlehandvat (Afb. 15).
6.4.1 Afstelling van de snelheid
Het is steeds raadzaam de rotatiesnelheid
van de rotor te regelen in verhouding met het
type materiaal dat verwijderd moet worden:
– lage blaassnelheid voor lichte materialen
en kleine struiken op het gazon;
– gemiddelde blaassnelheid om gras
en lichte bladeren te verwijderen
op asfalt of een stevig terrein;
– hoge blaassnelheid (versnellingsknop
helemaal ingeduwd) voor
NL - 9