33 °F ~ 212 °F
213 °F ~ 932 °F
933 °F ~ 1472 °F
*
Bij de aangegeven meetnauwkeurigheid, moet de meetnauwkeurigheid van
de K-type temperatuursensor opgeteld worden.
Draadtemperatuursensor K-type: Meetbereik: - 76 °F tot 392 °F
De meetnauwkeurigheid is geldig voor stabiele omgevingstemperaturen <
± 34 °F. Na wijziging van de omgevingstemperatuur van ± 36 °F zijn de meet-
nauwkeurigheidsgegevens na 1 uur geldig.
8.
Meten met de BENNING MM 1‑1/1‑2/1‑3
8.1 Voorbereiding van de metingen
Gebruik en bewaar de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3 uitsluitend bij de aange-
geven werk- en opslagtemperaturen. Niet blootstellen aan direct zonlicht.
-
Controleer de gegevens op de veiligheidsmeetsnoeren ten aanzien van no-
minale spanning en stroom. Origineel met de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3
meegeleverde snoersets voldoen aan de te stellen eisen.
-
Controleer de isolatie van de veiligheidsmeetsnoeren. Beschadigde meets-
noeren direct verwijderen.
-
Veiligheidsmeetsnoeren testen op correcte doorgang. Indien de ader in het
snoer onderbroken is, het meetsnoer direct verwijderen.
-
Voordat met de draaischakelaar 8 een andere functie gekozen wordt,
dienen de meetsnoeren van het meetpunt te worden afgenomen.
-
Storingsbronnen in de omgeving van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3
kunnen leiden tot instabiele aanduiding en/of meetfouten.
8.2 Spannings‑ en stroommeting
Let op de maximale spanning t.o.v. aarde!
Gevaarlijke spanning!!
De hoogste spanning die aan de contactbussen
-
COM-bus J
-
Bus voor V, Ω,
- Bus voor 10 A-bereik K ( BENNING MM 1-2/ 1-3)
van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3 ligt t.o.v. aarde, mag maximaal 1000 V be-
dragen.
Gevaarlijke spanning!!
Spanningen in het circuit bij stroommeting max. 500 V.
Bij smelten van de zekering boven 500 V kan het apparaat be‑
schadigd worden. Een beschadigd apparaat kan onder span‑
ning komen te staan.
8.2.1
Spanningsmeting
-
Kies met de draaiknop 8 van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3 de gewenste
instelling (V AC) of (V DC).
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus J van
de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω,
van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
Zie fig. 2:
Zie fig. 3:
8.2.2
Stroommeting (BENNING MM 1-2/ 1-3)
-
Kies met de draaiknop 8 van de BENNING MM 1-2/ 1-3 de gewenste in-
stelling (A AC) of (A DC).
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus J van
de BENNING MM 1-2/1-3.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus voor de 10 A-
bereik K (gelijk- of wisselstroom tot 10 A) van de BENNING MM 1-2/ 1-3
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1-2/ 1-3.
Zie fig. 4:
Zie fig. 5:
03/ 2019
, Hz 9
meten van gelijkspanning.
meten van wisselspanning.
meten van gelijkstroom. ( BENNING MM 1-2/ 1-3)
meten van wisselstroom. ( BENNING MM 1-2/ 1-3)
BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3
1 °F
1 °F
1 °F
Resolutie: ± 36 °F
± (1 % + 6 °F)
± (2 % + 6 °F)
± (3 % + 4 °F)
, Hz 9
115