de versneller (afb. 10.D); laat de hendels
los zodat de knop ingedrukt blijft.
5. Houd de machine stevig tegen de grond met
een hand op de motor, om de controle ervan
niet te verliezen tijdens het starten (afb. 12).
6. Trek de startknop langzaam 10-15
cm aan tot u een zekere weerstand
gewaarwordt. Trek er dan nog enkele
keren aan tot de machine in gang schiet.
7. Schakel de starter uit (afb. 10.E; afb. 11.E),
door de hendel naar stand «A» te brengen.
8. Trek opnieuw aan de startknop tot
de motor normaal in gang komt.
9.
9.a
enkel voor modellen met partialisatie
van de versnelling
Schakel de versnellingshendel (afb.
11.B) kort in om de partialisatie van de
versnelling (afb. 11.D) uit te schakelen en
de motor naar het minimum te brengen.
9.b
enkel voor modellen
zonder partialisatie van
de versnelling
versnellingshendel kort in (afb. 11.B).
10. Laat de motor minstens 1 minuut
op het minimumtoerental draaien
vooraleer de machine te gebruiken.
BELANGRIJK Indien de knop van het
starttouw herhaaldelijk bediend wordt met
de starter ingeschakeld, kan de motor
vastlopen en de start bemoeilijkt worden. "
In geval van flooding van de motor (zie par. 7.6).
6.3.2 Start bij warme motor
Voor de start bij warme motor (onmiddellijk
na de uitschakeling van de motor), volg de
punten 1 - 5 - 8 van de vorige werkwijze.
6.4
BEDRIJF
OPMERKING Vooraleer de eerste keer te
gaan maaien, moet men vertrouwd raken met
de meest gepaste maaitechnieken door het
draagstel te passen, de machine stevig vast
te nemen en de handelingen uit te voeren.
Doe als volgt om met de machine te werken:
• maak de machine steeds vast aan
het draagstel dat correct gedragen
moet worden (zie par. 6.1.1)
• De machine moet altijd stevig met beide
handen vastgehouden worden, met
de motor rechts van het lichaam en de
snijgroep onder het niveau van de riem.
Schakel de
NL - 11
6.4.1 Werktechnieken
6.4.1.a
Draadhouder
Gebruik ALLEEN nylondraad.
Het gebruik van metalen draden,
geplastificeerde metaaldraad of draad
die niet geschikt is voor de kop, kan
ernstige verwondingen veroorzaken.
Gebruik de machine niet om de vegen,
door de draadhouder over te hellen. De
kracht van de motor kan voorwerpen
of keitjes tot 15 meter ver werpen en
schade of verwondingen veroorzaken.
a. In beweging snijden (Maaien)
Ga met een correcte houding te werk, met een
boogbeweging zoals bij traditioneel maaien,
zonder de draadhouder over te hellen (Afb. 13).
Probeer de juiste maaihoogte eerst uit in een
kleine zone, om een uniform maairesultaat
te verkrijgen door de draadhouder op een
constante afstand van het terrein te houden.
Voor zwaarder werk, kan het handig
zijn de draadhouder ongeveer 30°
naar links te laten hellen.
Doe dit niet wanneer voorwerp kunnen
wegspringen die personen of dieren kunnen
verwonden of schade kunnen aanrichten.
b. Precisiesnijden (Recht afsnijden)
Houd de machine lichtjes schuin zodat de
onderkant van de draadhouder niet in aanraking
komt met het terrein en de snijlijn zich op het
gewenste punt bevindt, waarbij de snij-inrichting
altijd ver van de gebruiker gehouden wordt.
c. Maaien vlakbij omheiningen
/ funderingen
Nader met de draadhouder langzaam de
omheining, paaltjes, stenen, muren, enz.
zonder kracht toe te passen (afb. 14).
Wanneer de draad een omvangrijke
hindernis raakt kan hij breken of
verslijten; wanneer hij blijft steken in een
omheining, kan hij bruusk afknakken.
In elk geval kan het snijden rond trottoirs,
funderingen, muren, enz. een overmatige
slijtage van de draad veroorzaken.
d. Maaien rond bomen
Loop rond de boom van links naar rechts en
nader de stam langzaam om er niet met de
draad tegen te komen; hou de draadhouder
een beetje naar voren. (afb. 15)
Hou er rekening mee dat de nylondraad kleine
heesters kan doorsnijden of beschadigen en