– of de veiligheidsvoorzieningen
(bijv. motorstopbeugel, uitwerpklep,
behuizing, duwstang) in perfecte
toestand zijn en naar behoren
functioneren.
– of de grasopvangbox onbeschadigd en
volledig gemonteerd is; een
beschadigde grasopvangbox mag niet
gebruikt worden.
– of de olie afsluitschroef goed
opgeschroefd is.
Indien nodig de noodzakelijke
werkzaamheden uitvoeren of
toevertrouwen aan de vakhandelaar.
VIKING beveelt de VIKING vakhandelaar
aan.
4.6 Tijdens het werken
Werk nooit als er zich dieren of
personen, in het bijzonder
kinderen, binnen het gevaarlijke
gebied bevinden.
De op het apparaat geïnstalleerde
schakel- en veiligheidsinrichtingen mogen
niet worden verwijderd of overbrugd. In het
bijzonder de motorstopbeugel nooit aan de
duwstang vastzetten (bijv. door afbinden).
Opgelet - kans op letsel!
Houd handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het
ronddraaiende mes nooit aan. Blijf altijd uit
de buurt van de uitwerpopening.
Neem steeds de door de duwstang
bepaalde veiligheidsafstand in acht. De
duwstang moet steeds goed gemonteerd
zijn en mag niet veranderd worden.
Gebruik het apparaat nooit met
neergeklapte duwstang.
56
Bevestig nooit voorwerpen aan de
duwstang (bijv. werkkleding).
Werk alleen bij daglicht of bij goede
kunstverlichting.
Werk niet met het apparaat bij regen,
onweer en met name niet bij
blikseminslaggevaar.
Bij een vochtige ondergrond is er meer
gevaar voor letsel, omdat de gebruiker
minder stabiel staat.
Om uitglijden te voorkomen moet er
bijzonder voorzichtig worden gewerkt.
Indien mogelijk het apparaat niet op een
vochtige ondergrond gebruiken.
Uitlaatgassen:
Levensgevaar door vergiftiging!
Stop onmiddellijk met werken bij
misselijkheid, hoofdpijn,
zichtstoornissen (b v.
blikvernauwing), slecht horen,
duizeligheid of een verminderd
concentratievermogen. Deze
symptomen kunnen onder andere
door een te hoge concentratie
uitlaatgassen worden veroorzaakt.
Het apparaat genereert giftige
uitlaatgassen zodra de
verbrandingsmotor is
ingeschakeld. Deze gassen
bevatten giftig koolmonoxide, een kleur-
en reukloos gas, en andere schadelijke
stoffen. De verbrandingsmotor mag nooit
in afgesloten of slecht geventileerde
ruimtes in werking worden gezet.
Starten:
Start het apparaat voorzichtig, volgens de
aanwijzingen in het hoofdstuk ¨Apparaat in
gebruik nemen¨. (
11.1)
Houd uw voeten op voldoende afstand van
het snijgereedschap.
Bij het starten mag het apparaat niet
worden gekanteld.
Bij het starten mag de beugel voor
wielaandrijving niet bediend worden.
Start de verbrandingsmotor niet wanneer
het uitwerpkanaal niet door de uitwerpklep
of de grasopvangbox is afgedekt.
Werken op hellingen:
Hellingen altijd in de dwarsrichting, nooit in
de lengterichting bewerken.
Als de gebruiker bij het maaien in
langsrichting de controle verliest over de
grasmaaier kan hij overreden worden door
het maaiende apparaat.
Wees bijzonder voorzichtig als u op een
helling van richting verandert.
Let steeds op een goede stand bij
hellingen en vermijd om met het apparaat
te werken op zeer sterke hellingen.
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
niet op hellingen steiler dan 25° (46,6 %)
worden gebruikt. Kans op letsel!
Een stijging van de helling van 25°
betekent een verticale stijging van 46,6 cm
bij een horizontale lengte van 100 cm.
Voor gegarandeerd voldoende smering
van de verbrandingsmotor moeten bij het
gebruik van het apparaat op hellingen ook
de instructies in de meegeleverde
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor in
acht worden genomen.
0478 111 9923 C - NL