7.2.3 Inrichten van droogbouwprofielen voor een
vakverdeling 5
7.2.4 Inrichten van een verhoogde vloer 6
7.3 Controleren
7.3.1 Het verticale loodpunt controleren 7
1.
Breng in een hoge ruimte op de vloer een mar-
kering (een kruis) aan (bijvoorbeeld in een trap-
penhuis met een hoogte van 5-10 m).
2.
Zet het apparaat op een egaal en horizontaal
oppervlak.
3.
Schakel het apparaat in.
nl
4.
Plaats het apparaat met de onderste loodstraal
in het midden van het kruis.
5.
Markeer het punt van de verticale loodstraal op
het plafond. Bevestig hiervoor eerst een stuk
papier op het plafond.
6.
Draai het apparaat 90°.
AANWIJZING De onderste loodstraal dient in het
midden van het kruis te blijven.
7.
Markeer het punt van de verticale loodstraal op
het plafond.
8.
Herhaal deze werkwijze bij een draaiing van 180°
en 270°.
AANWIJZING De 4 punten die hier het resultaat
van zijn, definiëren een cirkel waarbinnen de
snijpunten van de diagonalen d1 (1-3) en d2
(2-4) het precieze loodpunt markeren.
7.3.1.1 Berekening van de precisie
10
R =
RH [m]
30
R =
RH [ft]
Het resultaat (R) van de formule (RH=hoogte vertrek)
heeft betrekking op de precisie in "mm op 10 m" (for-
mule(1)). Dit resultaat (R) dient binnen de specificatie
voor het apparaat van 3 mm op 10 m te liggen.
7.3.2 Controleer of het snijpunt van de
laserlijnen een hoogteafwijking te zien
geeft. 8
1.
Zet het apparaat op een egaal en horizontaal
oppervlak, ca. 20 cm van de wand (A), en richt
de laserstraal op de wand (A).
2.
Markeer het snijpunt van de laserlijnen met een
kruis op de wand (A).
86
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5071411 / 000 / 00
(d1 + d2) [mm]
x
4
(d1 + d2) [inch]
x
4
3.
Draai het apparaat 180° en markeer het snijpunt
van de laserlijnen met een kruis op de tegenover-
liggende wand (B).
4.
Zet het apparaat op een egaal en horizontaal
oppervlak, ca. 20 cm van de wand (B), en richt
de laserstraal op de wand (B).
5.
Markeer het snijpunt van de laserlijnen met een
kruis op de wand (B).
6.
Draai het apparaat 180° en markeer het snijpunt
van de laserlijnen met een kruis op de tegenover-
liggende wand (A).
7.3.2.1 Berekening van de precisie
1.
Meet de afstand d1 tussen 1 en 4 en d2 tussen 2
en 3.
2.
Markeer het middelpunt van d1 en d2.
Wanneer de referentiepunten 1 en 3 zich aan ver-
schillende kanten van het middelpunt bevinden,
trek dan d2 van d1 af.
Wanneer de referentiepunten 1 en 3 aan dezelfde
kant van het middelpunt liggen, telt u d1 bij d2
op.
3.
Deel het resultaat door de dubbele waarde van
de lengte van het vertrek.
De maximale fout bedraagt 3 mm op 10 m.
7.3.3 Controleer of de gebogen stralen een
hoogteafwijking te zien geven. 8
Herhaal het proces en de berekening van de precisie
met elk van de beide gebogen stralen zoals beschre-
ven bij 7.3.2 en 7.3.2.1.
7.3.4 Controle van de hoek tussen het snijpunt
van de laserlijnen en de gebogen
(1)
stralen 9 10 11 12 13 14
AANWIJZING
(2)
Bij het volgende proces hebben de begrippen links
en rechts betrekking op de perspectieven: het ap-
paraat van achteren gezien, richting snijpunt van de
laserlijnen.
1.
Plaats het apparaat aan de rand van een vertrek
van minstens 10 m lang en 5 m breed (of dezelfde
ruimteverhouding van 2:1).
AANWIJZING Het vloeroppervlak dient vlak en
horizontaal te zijn.
2.
Schakel alle laserstralen in.