3.
Bevestig een richttafel op een afstand van min-
stens 10 m van het apparaat op zo'n manier dat
het snijpunt van de laserlijnen in het midden van
de richttafel wordt weergegeven.
4.
Markeer met een tweede richttafel een referen-
tiekruis op de vloer op een afstand van 5 m
(meetafstand) van richttafel 1.
De verticale lijn van de tweede richttafel dient pre-
cies door het midden van de verticale laserlijnen
te lopen.
5.
Bevestig de tweede richttafel minstens 5 m van
het in stap 4 bepaalde referentiepunt, zodat de
verticale lijn van de tweede richttafel precies door
het midden van de verticale laserlijnen loopt.
6.
Plaats het apparaat nu met de onderste loodstraal
op het midden van het referentiekruis van stap 4,
zodat de verticale lijn van de eerste richttafel (van
stap 3) precies door het midden van de verticale
laserlijnen loopt.
7.
Bevestig nog een andere richttafel of een vast
stuk papier op een afstand van 5 m van de
gebogen straal, halverwege in het midden. Mar-
keer het middelpunt (d1) van de gebogen straal
rechts.
8.
Draai het apparaat 90°, van bovenaf gezien met
de wijzers van de klok mee. De onderste lood-
straal moet op het midden van het referentiekruis
blijven en het midden van de gebogen straal
rechts dient precies door de verticale lijn van de
tweede richttafel (van stap 5) te lopen.
9.
Markeer vervolgens het middelpunt (d2) van de
gebogen frontstraal rechts op de tweede richtta-
fel (van stap 5).
10. Markeer vervolgens het middelpunt (d3) van het
snijpunt van de laserlijnen op de richttafel/ het
vaste stuk papier van stap 7.
AANWIJZING De horizontale afstand tussen d1
en d3 mag bij een meetafstand van 5 m maximaal
3 mm bedragen.
11. Draai het apparaat 180°, van bovenaf gezien met
wijzers van de klok mee. De onderste loodstraal
moet op het midden van het referentiekruis blij-
ven en het midden van de gebogen straal rechts
dient precies door de verticale lijn van de eerste
richttafel (van stap 3) te lopen.
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5071411 / 000 / 00
12. Markeer vervolgens het middelpunt (d2) van de
gebogen frontstraal links op de tweede richttafel
(van stap 5).
AANWIJZING De horizontale afstand tussen d1
en d4 mag bij een meetafstand van 5 m maximaal
3 mm bedragen.
AANWIJZING Wanneer d3 zich rechts van d1
bevindt, mag de som van de horizontale afstan-
den d1-d3 en d2-d4 bij een meetafstand van 5m
maximaal 3 mm bedragen.
AANWIJZING Wanneer d3 zich links van d1 be-
vindt, mag het verschil tussen de horizontale
afstanden d1-d3 en d2-d4 bij een meetafstand
van 5m maximaal 3 mm bedragen.
7.3.5 De kromming van de horizontale lijn
controleren 15 16
1.
Zet het apparaat op de rand van een gebied van
minstens 10 m lang.
AANWIJZING Het vloeroppervlak dient vlak en
horizontaal te zijn.
2.
Schakel alle laserstralen in.
3.
Fixeer de richttafel op een afstand van minstens
10 m van het apparaat, zodat het snijpunt van
de laserlijnen in het midden van de richttafel
(d0) wordt weergegeven en de verticale lijn van
de richttafel precies door het midden van de
verticale laserlijn loopt.
4.
Markeer op de bodem met een referentiekruis
het middelpunt van de onderste loodstraal.
5.
Draai het apparaat 45°, van bovenaf gezien met
de wijzers van de klok mee. De onderste lood-
straal dient in het midden van het referentiekruis
te blijven.
6.
Markeer vervolgens op de richttafel het punt (d1)
waar de horizontale laserlijn de verticale lijn van
de richttafel raakt.
7.
Draai het apparaat nu 90° tegen de wijzers van
de klok in. De onderste loodstraal dient in het
midden van het referentiekruis te blijven.
8.
Markeer vervolgens op de richttafel het punt (d2)
waar de horizontale laserlijn de verticale lijn van
de richttafel raakt.
9.
Meet de volgende verticale afstanden: d0-d1,
d0-d2 en d1-d2.
AANWIJZING De grootste gemeten verticale af-
stand mag bij een meetafstand van 10 m maxi-
maal 5 mm bedragen.
nl
87