BEDIENINGSELEMENTEN
3. Hendel van de handrem
Deze hendel wordt gebruikt om te voorkomen dat de machine gaat rijden als u hem geparkeerd
heeft en moet altijd aangetrokken worden als u van de machine afstapt.
De rem wordt ingeschakeld als het pedaal (11 - 21) volledig ingetrapt is waarbij u de hendel in
stand «A» moet zetten; als u uw voet van het pedaal haalt dan moet het pedaal ingetrapt blijven
en door de hendel in die stand blijven staan.
Om de handrem uit te schakelen moet u opnieuw het pedaal intrappen, waarna de hendel in
stand «B» gaat staan.
4. Contactslot
Het contactslot heeft drie verschillende standen:
«UIT» stand
«DRAAIEN» stand alle bedieningselementen worden in werking gesteld;
«STARTEN» stand u start de startmotor; vanuit deze stand komt het sleuteltje, zodra
5. Controlelampje en signaleringssysteem
Dit controlelampje gaat branden als het sleuteltje (4) zich in de «DRAAIEN» stand bevindt en blijft
branden zolang de machine in werking is.
Een knipperend lampje betekent dat de toestemming, om de motor te starten, ontbreekt (zie
bladzijde 25).
Een geluidssignaal bij een ingeschakeld mes, attendeert u erop dat de grasopvangbak vol is.
6. Hendel om het mes en de rem van het mes in te schakelen
Deze hendel heeft twee standen, die op het plaatje aangegeven staan, te weten:
Stand «A» = Mes uitgeschakeld
Stand «B» = Mes ingeschakeld
Als het mes ingeschakeld wordt zonder dat de voorgeschreven veilige omstandigheden in acht
genomen zijn, dan slaat de motor af (zie bladzijde 25).
Als het mes uitgeschakeld wordt (stand «A») dan wordt er tegelijkertijd een rem ingeschakeld die
binnen vijf seconden belet dat het mes kan draaien.
7. Hendel om de maaihoogte in te stellen
Deze hendel heeft zeven standen die op het betreffende plaatje aangegeven staan, d.w.z. stand
«1» tot en met «7», die met net zoveel maaihoogten overeenstemmen, variërend van 3 tot 8 cm.
Om van de ene stand naar de andere stand over te gaan dient u de hendel door een zijwaartse
beweging in één van de zeven inkepingen te plaatsen.
alles uit;
u deze loslaat, vanzelf weer in de «DRAAIEN» stand terug.
13
NL