NEDERLANDS
7.3
Netaansluiting
B
Gevaar! Elektrische spanning
Gebruik het apparaat uitsluitend in
•
een droge omgeving.
Exploiteer het apparaat slechts aan
•
een stroombron die aan de volgen-
de eisen beantwoord (zie ook
"Technische gegevens"):
– netspanning en -frequentie moe-
ten overeenstemmen met de
waarden op het typeplaatje van
de machine;
– De groep moet beveiligd zijn
door een aardlekschakelaar met
een lekstroom van 30 mA;
– De stopcontacten moeten regle-
mentair geïnstalleerd zijn en een
goedgekeurde aarding hebben.
Het snoer moet zo gelegd worden
•
dat de zaagwerkzaamheden niet
bemoeilijkt worden, en dat het snoer
niet kan worden beschadigd.
Het snoer moet beschermd worden
•
tegen hitte en bijtende scheikundige
vloeistoffen. Zorg dat het snoer niet
beschadigd kan worden door scher-
pe voorwerpen.
Gebruik als verlengsnoer alleen
•
rubberkabels met voldoende door-
2
snede (3 × 1,5 mm
).
Trek de stekker niet aan het snoer
•
uit het stopcontact.
8.
Bediening
Controleer de veiligheidsinrichtin-
•
gen, alvorens met de zaagwerk-
zaamheden te beginnen:
Zorg ervoor dat u zichzelf ook be-
•
schermt.
Let steeds op een juiste houding en
•
plaats tijdens het zagen:
– neem plaats aan de voorkant van
de afkortzaag;
– tegenover het zaagblad;
– parallel t.o.v. het zaagblad.
A
Gevaar!
Bij het zagen moet het werkstuk altijd
vastgeklemd worden met de werkstuk-
spaninrichting.
10
Zaag nooit werkstukken die niet ge-
•
spannen kunnen worden in de
werkstukspaninrichting.
A
Klemgevaar!
Grijp bij het neigen of zwenken van de
zaagkop niet in het scharnierbereik of
onder het apparaat!
Houd de zaagkop bij het kantelen
•
vast.
Gebruik bij het werken:
•
– een werkstuksteun – voor lange
werkstukken, wanneer ze na het
doorzagen van de tafel zouden
vallen;
– zaagselopvangzak of zaagselaf-
zuiginstallatie.
Zaag alleen werkstukken die groot
•
genoeg zijn, zodat ze bij het zagen
veilig vastgeklemd kunnen worden.
Druk het werkstuk tijdens het zagen
•
steeds op de tafel en plaats het
nooit op zijn smalle kant. Probeer
het zaagblad ook nooit af te rem-
men door er van opzij (met een
voorwerp) tegenaan te drukken. Er
bestaat gevaar voor ongevallen,
wanneer het zaagblad wordt ge-
blokkeerd.
8.1
Rechte sneden
Maximale afmeting van het werkstuk
(gegevens in mm):
KGS 216 KGS 254
Breedte ca.
305
Hoogte ca.
65
Uitgangspositie:
– Transportvergrendeling uitgetrok-
ken.
– De zaagkop is naar boven ge-
zwenkt.
– Snijdieptebeperking gedeactiveerd.
– De draaitafel staat op de 0°-stand,
de vastzetgreep voor de draaitafel
is aangetrokken.
– De inclinatie van de kantelarm ten
opzichte van de loodlijn bedraagt
0°, de grendelhefboom voor de in-
stelling van de inclinatie is vastge-
zet.
– Trekinrichting helemaal achteraan.
– De stelschroef van de trekinrichting
is losgedraaid.
Een werkstuk zagen:
1. Druk het werkstuk tegen de werk-
stukaanslag en klem het vast met
de werkstukspaninrichting.
2. Trek bij bredere werkstukken de
zaagkop tijdens het zagen naar
voor (naar de gebruiker toe).
3. Veiligheidsvergrendeling (73) bedie-
nen en Aan/Uit-schakelaar (74) in-
gedrukt houden.
4. Zaagkop aan de handgrendel lang-
zaam geheel naar beneden dalen
en evt. naar achteren (van de ge-
bruiker weg) schuiven. Druk de
zaagkop tijdens het zagen niet te
hard op het werkstuk, het motortoe-
rental mag niet te sterk dalen.
305
90
5. Zaag het werkstuk in één beweging
door.
6. Laat de Aan/Uit-schakelaar los en
laat de zaagkop langzaam in de bo-
venste uitgangspositie terugzwen-
ken.
8.2
Zagen van kleine sneden
Bij het zagen van kleine sneden met de
trekvoorziening kan het gebeuren, dat
de pendelbeschermkap zich bij het te-
rugschuiven aan het werkstuk kantelt.
73
74