Optrekken en afremmen instellen
De optrek- en afremvertraging wordt met de
instelregelaar "Verzögerung" op de print ingesteld.
Instelregelaar verdraaien om een grotere of kleinere
optrek- en afremvertraging in te stellen. De beide
vertragingen zijn niet afzonderlijk in te stellen.
Opmerking:
• bij de bedrijfsmodus 1 "eenvoudig" wordt alleen
de optrekvertraging ingesteld. Het afremmen volgt
altijd abrupt bij het passeren van de scheidingsrail.
• Nieuwe instellingen van de oponthoudtijd en de op-
trek- en afremvertraging worden pas werkzaam na
het stoppen in het volgende station. Hiervoor hoeft
de voedingsspanning niet uitgeschakeld te worden.
Overbelastingszekering
De pendelautomaat is voorzien van een overbelasting-
szekering die de automaat beveiligd voor overbela-
sting en kortsluiting. Als er een stroom van meer dan
3 A stroomt, schakelt de pendelautomaat gedurende
10 seconden uit. Deze schakeling werkt echter alleen
als de aangesloten trafo/rijregelaar minstens 3 A
rijstroom kan leveren. Na 10 seconden komt de pende-
lautomaat weer in bedrijf. Als uw trafo minder dan 3 A
levert, spreekt bij een overbelasting of kortsluiting de
beveiliging in de LGB trafo aan.
Maximale rijstroom
Met de pendelautomaat kunnen treinen met een
stroomverbruik tot 3 A gebruikt worden. Loc's met
geluid in dubbeltractie of met veel verlichte rijtuigen
gebruiken onder bepaalde omstandigheden meer dan
3 A ( zie overbelastingszekering).
Minimale rijspanning
De pendelautomaat werkt alleen als de rijspanning
minstens 10 Volt bedraagt.
25