NL
herstellen en de pomp terug te stellen, zal de automatische reset proberen de pomp na verloop van een uur, 5
uur, 20 uur en vervolgens een maal per etmaal, te heractiveren. Vanaf het eerste moment dat de
droogdraaibeveiliging in werking is getreden en tot het moment dat de pomp weer regulair gaat werken, blijft
het elektronische display signaleren dat er geen water is: het rode led knippert met cycli van een flash en een
pauze. Om de pomp opnieuw te activeren dient u op de toets RESET te drukken, nadat u de correcte waterto-
evoer hebt hersteld.
• Signaleringen van het elektronisch display
Groene led (Power) aan.
De pomp is op het elektriciteitsnet aangesloten en is gereed om water af te geven (zodra er een kraan
opengezet wordt).
Gele led (Pump on) aan.
De pomp levert water.
Rode led (Alarm) knippert met een cyclus van 1 flash.
De pomp werkt niet als gevolg van gebrek aan water aan de aanzuigzijde: het beveiligingsprogramma tegen
droogdraaien is in werking getreden.
4. RAADGEVINGEN VOOR HET GEBRUIK
Voor een goede pompwerking moeten de volgende bedrijfsregels in acht genomen worden:
De pomp mag niet werken als de kraan aan de perszijde helemaal dicht is (met uitzondering van
de pompen die elektronische worden aangestuurd)
De pomp mag niet zonder vloeistof werken.
•
De aanzuig- en persleidingen mogen niet kleiner zijn dan de doorsnede van de desbetreffende ope
ningen (25 mm) van de pomp. Wanneer de aanzuighoogte meer dan 4 meter bedraagt, verdient het
aanbeveling een leiding met een grotere doorsnede op de aanzuigopening te monteren. Gebruik
geen metalen koppelingen op de schroefdraden van de pomp.
•
Sluit de aanzuigleiding met bodemklep aan en vermijd daarbij tegenhellingen, sifons, zwanenhalzen
en vernauwingen van de leiding.
•
Zet de pomp in een stabiele stand op een vlakke ondergrond, op een droge plaats en uit de buurt van
ontvlambare of explosieve stoffen. Laat er hem niet in de regen bloot of rechtstreekse waterstralen.
•
Vergewis u ervan dat de aansluitingen op de stopcontacten niet met water in contact kunnen komen,
dompel de pomp niet in het water.
ONDERHOUD EN REINIGING
De pomp mag in geen geval blootgesteld worden aan vorst. Haal de pomp bij temperaturen onder nul uit
de te verpompen vloeistof, laat hem leeglopen en zet hem op een vorstvrije plaats neer. Voordat u reini-
gingswerkzaamheden aan de pomp gaat uitvoeren dient u de stekker van de pomp uit het stopcontact te halen.
De pomp heeft geen onderhoud nodig.
39