5.7
STOPPEN
1. Laat beide koppelingshendels los. Opmerking: als de
sneeuwfrees blijft draaien - zie AANPASSEN BEDRA-
DING hieronder.
2. Haal de contactsleutel eruit. Draai de sleutel niet!
Als u de machine onbeheerd achterlaat, moet u de
motor stoppen en de contactsleutel verwijderen.
5.8
STARTEN
1. Start de motor zoals hierboven. Laat de motor vóór ge-
bruik een aantal minuten warmdraaien.
2. Stel de blaasinrichting in.
3. Draai de instelhendel en stel de blaasinrichting in om de
sneeuw in de richting van de wind uit te werpen.
4. Stel de versnellingshendel in op de gewenste positie.
Als de koppelingshendel is ingedrukt, mag de ver-
snellingshendel niet worden verplaatst.
5. Druk de koppelingshendel van de vijzel (13 in fig. 8) in
om de ventilator van de vijzel en de uitvoer in te schake-
len.
Kijk uit voor de draaiende vijzel. Houd handen,
voeten, haar en losse kleding uit de buurt van de
bewegende onderdelen van de machine.
6. Druk de koppelingshendel van de vijzel in (12 in fig. 8).
Afhankelijk van de gekozen versnelling beweegt de
sneeuwfrees nu vooruit of achteruit.
5.9
RIJTIPS
De demper en de omliggende onderdelen worden
zeer heet als de motor draait. U kunt brandwon-
den oplopen.
1. Pas de snelheid altijd aan de winterse omstandigheden
aan. Regel de snelheid met behulp van de versnellings-
hendel in plaats van het gas.
2. Sneeuw kan het beste direct nadat het gevallen is worden
verwijderd.
3. Werp de sneeuw indien mogelijk altijd in de richting van
de wind uit.
4. Stel de geleiders met behulp van de schroeven (A in fig.
1) op de betreffende ondergrond in:
- Op een vlakke ondergrond, bijv. asfalt, moeten de gelei-
ders op ongeveer 3 mm onder de sneeuwschuiver worden
ingesteld.
- Op een ongelijke ondergrond, bijv. grindpaden, moeten
de geleiders op ongeveer 30 mm onder de sneeuwschui-
ver worden ingesteld.
Stel de geleiders altijd zo in dat er geen grind of
steentjes in de sneeuwfrees kunnen komen. Er is
kans op letsel als deze steentjes op hoge snelheid
worden uitgeworpen.
Let erop dat de geleiders aan beide kanten gelijk zijn afge-
steld.
5. Pas de snelheid zo aan dat de sneeuw gelijkmatig wordt
uitgeworpen.
NEDERLANDS
Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
Verwijder in de uitvoerpijp opgehoopte sneeuw
niet voordat:
- beide koppelingshendels zijn vrijgegeven en de
motor stopt.
- de contactsleutel is verwijderd.
- Ga nooit met uw handen in de uitvoerpijp of vij-
zel. Gebruik altijd het meegeleverde gereedschap
voor het legen van de uitvoerpijp.
5.10 NA GEBRUIK
1. Controleer de machine op losse of beschadigde onderde-
len. Vervang indien nodig beschadigde onderdelen.
2. Haal losse schroeven en moeren aan.
3. Veeg alle sneeuw van de machine.
4. Beweeg alle bedieningselementen een aantal keer heen
en weer.
5. Zet de choke in positie
Dek de machine niet af als de motor en de demper
nog warm zijn.
6 ONDERHOUD
6.1
ONDERHOUDSSCHEMA
Onderhoudsarti-
Frequentie
kel
Veiligheidstest
Bij elke start
Motorolie verver-
Na 2 uur en
sen
daarna na iedere
50 uur.
Aandrijfriemen,
Na 2 uur en
controleren
daarna ieder
jaar.
Vijzelas, smeren
10 uur
Mechanisme voor
10 uur
draaien uitvoer-
pijp, smeren/con-
troleren
Blaasinrichting,
10 uur
smeren
Bedrading, smeren 10 uur
Verbindingen,
10 uur
smeren
Bandenspanning,
50 uur
controleren
Wormoverbren-
50 uur
ging vijzel, con-
troleren
Bougie, controle-
100 uur
ren/vervangen
6.2
OLIE VERVERSEN
Ververs de olie de eerste keer na 2 uur gebruik en daarna om
de 25 werkuren of één keer per seizoen. Ververs de olie bij
een warme motor.
Direct na het stoppen van de machine kan de mo-
torolie erg heet zijn. Laat de motor daarom een
paar minuten afkoelen voordat u de olie aftapt.
NL
Type
Par.
5.6
6.2
SAE 5W30 -
10W40
8.2
7.2
Lithiumvet
-
10W-olie
-
10W-olie
-
10W-olie
-
10W-olie
3.7
-
Olie wor-
moverbren-
ging
wintergewicht
6.3
RC124YC
51