NL
4. Werp de sneeuw indien mogelijk altijd in de richting van
de wind uit.
5. Stel de geleiders met behulp van de schroeven (13 in fig.
1) op de betreffende ondergrond in:
- Op een vlakke ondergrond, bijv. asfalt, moeten de gelei-
ders op ongeveer 3 mm onder de sneeuwschuiver worden
ingesteld.
- Op een ongelijke ondergrond, bijv. grindpaden, moeten
de geleiders op ongeveer 30 mm onder de sneeuwschui-
ver worden ingesteld.
Stel de geleiders altijd zo in dat er geen grind of
steentjes in de sneeuwfrees kunnen komen. Er is
kans op letsel als deze steentjes op hoge snelheid
worden uitgeworpen.
Let erop dat de geleiders aan beide kanten gelijk zijn afge-
steld.
6. Pas de snelheid zo aan dat de sneeuw gelijkmatig wordt
uitgeworpen.
7. Als het sneeuwniveau hoger is dan de vijzelbehuizing,
kunt u de op de sneeuwfrees gemonteerde sneeuwmessen
gebruiken.
Verwijder in de uitvoerpijp opgehoopte sneeuw
niet voordat:
- beide koppelingshendels zijn vrijgegeven,
- de motor stopt en
- de contactsleutel is verwijderd.
- Haal de kabel los van de bougie.
- Ga nooit met uw handen in de uitvoerpijp of vij-
zel.
Gebruik het meegeleverde gereedschap.
5.10 NA GEBRUIK
1. Controleer de machine op losse of beschadigde onderde-
len. Vervang indien nodig beschadigde onderdelen.
2. Haal losse schroeven en moeren aan.
3. Veeg alle sneeuw van de machine.
4. Beweeg alle bedieningselementen een aantal keer heen
en weer.
5. Zet de choke in positie
6. Haal de startkabel los van de bougie.
Dek de machine niet af als de motor en de demper
nog warm zijn.
60
NEDERLANDS
Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
6 ONDERHOUD
6.1
ONDERHOUDSSCHEMA
Onderhoudsarti-
Frequentie
kel
Veiligheidstest
Bij elke start
Motorolie verver-
Na 2 uur en
sen
daarna na iedere
50 uur.
Aandrijfriemen,
Na 2 uur en
controleren
daarna ieder
jaar.
Vijzelas, smeren
10 uur
Mechanisme voor
10 uur
draaien uitvoer-
pijp, smeren/con-
troleren
Blaasinrichting,
10 uur
smeren
Bedrading, smeren 10 uur
Verbindingen,
10 uur
smeren
Bandenspanning,
50 uur
controleren
Wormoverbren-
50 uur
ging vijzel, con-
troleren
Bougie, controle-
100 uur
ren/vervangen
6.2
OLIE VERVERSEN
Ververs de olie de eerste keer na 2 gebruiksuren en daarna
om de 50 werkuren of ten minste één keer per seizoen. Ver-
vers de olie bij een warme motor.
Direct na het stoppen van de machine kan de mo-
torolie erg heet zijn. Laat de motor daarom een
paar minuten afkoelen voordat u de olie aftapt.
1. Laat de sneeuwfrees iets naar rechts overhellen, zo-
dat de olieaftapplug (14 in fig. 1) het laagste punt van de
motor vormt.
2. Schroef de olieaftapplug los.
3. Laat de olie in een opvangbak lopen.
4. Schroef de olieaftapplug weer vast.
5. Vul nieuwe olie bij: zie VOOR HET STARTEN hierbo-
ven voor het geschikte type en de hoeveelheid.
6.3
BOUGIE
Controleer de bougie één keer per jaar of na iedere honderd
gebruiksuren.
Reinig of vervang de bougie als de elektroden zijn verbrand.
De motorfabrikant raadt het volgende aan: RC124YC of ver-
gelijkbaar.
Elektrodeafstand: 0,7-0,8 mm.
De bougie bevindt zich onder de beschermplaat in fig. 9.
Type
Par.
5.6
SAE 5W30 -
6.2
10W40
7.4
7.5
7.6
Lithiumvet
6.6.2
10W-olie
6.6.4.
10W-olie
-
10W-olie
6.6
10W-olie
6.6
6.4
Olie wor-
6.6.3
moverbren-
ging
wintergewicht
RC124YC
6.3