Door het wiel rechtsom te draaien, kunt u de
instelwaarden verhogen en de programma's in de
volgorde van de programma's doorlopen. Door het
wiel in te drukken, kunt u de keuze bevestigen die u
eerder hebt gemaakt door aan het wiel te draaien.
2. In het programmavenster verschijnt "ENTER YOUR
WORKOUT TIME". Het TIME-venster zal oplichten.
3. In het programmavenster verschijnt "ENTER YOUR
WORKOUT DISTANCE". Het DISTANCE venster zal oplichten.
4. In het programmavenster verschijnt "ENTER YOUR
WORKOUT CALORIES". Het CALORIES venster zal oplichten
5. In programma 1 tot 6, druk op START om met de
oefening te beginnen. Gebruik het [SELECTION DIAL] om
de gewenste waarde op te geven en te bevestigen.
In de vooraf ingestelde programma's kunt u het
intensiteitsniveau instellen.
6. In programma 7 tot 9 verschijnt eerst "ENTER AGE" in
het programmavenster. Druk op SELECTION DIAL om uw
leeftijd te bevestigen. In het programmavenster verschijnt
"ENTER TARGET HEART RATE". Druk op ENTER om het
doelhartritme te bevestigen. In het programmavenster
verschijnt "ENTER MAXIMUM SPEED". Druk op ENTER om het
topsnelheid te bevestigen. U kunt nu de doeltijd,
-afstand en –calorieën ingeven. Druk op START om
met de oefening te beginnen. Gecontroleerde
hartslagtrainingen geven de mogelijkheid tot training
op een gewenst hartslagniveau. Hartslagaangepaste
profi elen veronderstellen altijd de hartslagmeting. Tijdens
de "HRC" training kunt u de doelhartslag aanpassen via
het [SELECTION DIAL]
PROGRAMA'S USER 1 - 3
Door het wiel rechtsom te draaien, kunt u de
instelwaarden verhogen en de programma's in de
volgorde van de programma's doorlopen. Door het wiel
in te drukken, kunt u de keuze bevestigen die u eerder
hebt gemaakt door aan het wiel te draaien.
1. Het profi el verschijnt in het programmavenster.
2. Druk op enter om het gewenste gebruikersinstelling
enprogramma te bevestigen. In het programmavenster
verschijnt "ENTER YOUR WORKOUT TIME". Het TIME-venster
zal oplichten. Druk op SELECTION DIAL om de ingestelde
waarde te bevestigen.
3. In het programmavenster verschijnt "ENTER YOUR
WORKOUT DISTANCE". Het DISTANCE venster zal oplichten.
Druk op SELECTION DIAL om de ingestelde waarde te
bevestigen.
4. In het programmavenster verschijnt "ENTER YOUR
WORKOUT CALORIES". Het CALORIES venster zal oplichten.
Druk op SELECTION DIAL om de ingestelde waarde te
bevestigen.
5. In het programmavenster verschijnt "PRESS START
TO BEGIN". Druk op START om met de oefening te
beginnen.
AANPASSEN VAN DE PROFIELNIVEAUS:
1. In het programmavenster zal de eerste kolom van de
LED-matrix oplichten. Gebruik op SELECTION DIAL om de
gewenste snelheid in te stellen en druk op INCLINE +/- om
de gewenste helling in te stellen.
2. Druk op SELECTION DIAL om uw profi elinstelling voor de
eerste kolom te bevestigen.
3. Ga door tot alle profi elen ingesteld zijn, kolom per
kolom.
PSC
In de functie Position Speed Control (PSC) regelt u de
snelheid van de loopmat door uw plaats op de mat te
veranderen. De snelheid van de loopmat verhoogt, als u
zich naar voren beweegt, en ze verlaagt, als u zich naar
achteren beweegt, en ze blijft dezelfde, als u zich op het
middenvlak van de loopmat blijft voortbewegen.
BELANGRIJK! Het gebruik van de PSC-functie veronderstelt
het gebruik van een hartslagriem. Als teken van de meter
dat de hartslagmeting functioneert, knippert - als de
display de Heart Rate aangeeft - er een vierkantje op.
BELANGRIJK! Maak de klem van de veiligheidssleutel
altijd zorgvuldig aan uw hemd vast als u de PSC
functie gebruikt. Regel de lengte van de snoer van het
veiligheidssleutel zo, dat het zich van de meter losmaakt,
als u te ver naar achteren gaat.
BELANGRIJK! Als u met behulp van de PSC-functie traint,
mag er in de nabijheid van de loopmat geen andere
hartslagzender zijn - de onderlinge afstand tussen de
loopmatten moet minstens twee meter bedragen;
gelijktijdige signalen van twee zenders brengen de
gebuikersveiligheid in gevaar, omdat ze de sturing van de
PSC-functie in de war brengen. Tijdens het instellen van de
PSC-functie moet de loopmat stilstaan.
1. Begin het gebruik van de PSC-functie door de limieten
van de snelheidsbereiken in te stellen. Druk dan op de
PSC-toets van de meter.
2. Op het display komt de tekst PSC ON (functie aan) of
PSC OFF (functie uit), afhankelijk van de laatste instelling
van de meter. Stel in PSC ON met de SELECTION DIALen
en druk op SELECTION DIAL.
3. Op het display verschijnt de tekst PRESS ENTER TO
CALIBRATE PSC OR START TO EXIT (Druk op SELECTION DIAL
om naar de PSC-instellingen te gaan of op START als u
niets meer wilt instellen). Ga in het midden van de mat
staan. Ongeveer 10 cm voor dat punt zal de mat sneller
gaan en ongeveer 20 cm achter dat punt zal de mat
langzamer gaan. Druk SELECTION DIAL, waardoor op het
display verschijnt de tekst PLEASE WAIT 8 en de meter uw
loopafstand meet op basis van het hartslagsignaal.
Als de meting van 8 seconden voorbij is, verschijnt er
op de display de tekst CALIBRATION READY PRESS START
(instelling gereed, begin functie met STARTknop).
4. Indien de meter niet op het hartslagsignaal reageert
of indien er een probleem ontstaat bij de meting van
de loopafstand, laat de meter op de display weer het
teken CALIBRATION verschijnen. Bij zulke storingssituaties
verschijnt er op de display gedurende vijf seconden de
tekst CHECK TRANSMITTER. Controleert u in dat geval of u
de gegeven aanwijzingen over het gebruik van de
hartslaggordel op de juiste manier hebt opgevolgd.
Als de limieten van de snelheidsbereiken naar uw mening
in orde zijn, kunt u de PSC-functie voortaan in gebruik
nemen door PSC ON instellen, de ENTER en START-toets
te drukken en daarna de trainingsvorm te kiezen, die u
wenst. Als u de marges van de snelheidsbereiken wilt
veranderen, herhaal dan stappen 1-3 door op een
geschikter punt op de mat te gaan staan.
1. Kies de trainingsvorm Manual, Rolling Hills, of de
op de instelling van de hellingshoek gebaseerde
standaardhartslagtraining. Hierbij kunt u de snelheid van
de loopmat regelen met behulp van de PSC functie. Of
de PSC-functie geactiveerd is, kunt u zien, doordat het
PSC-lichtsignaal van de meter brandt. De gegevens op
de balken laten zien, in welk snelheidsbereik u zich telkens
bevindt.
34