IS 30 T
De maximale slanglengte van het waterslot tot aan het
hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2 m. Anders
kan er te veel water teruglopen het waterslot in.
• Uitlaat. Deze dient op of onder het niveau van de
voet van de omkasting van de generator te worden
gemonteerd. Het waterslot voorkomt teruglopen van
water naar de generator en dempt het uitlaatlawaai.
Voor verdere maten zie Afb. 3, 4.
• Demper. Deze dempt het uitlaatlawaai verder en
dient maximaal 1 m van de huiddoorvoer te worden
gemonteerd.
• Huiddoorvoer koelwater. Installatie boven de
drijflijn.
5 BRANDSTOFSYSTEEM
De groep werkt op diesel en de groep krijgt de brandstof
toegevoerd via de verbindingen die met de volgende
opschriften gemarkeerd zijn "FUEL INLET", (Afb. 9,
ref. 2), en "FUEL OUTLET", (Afb. 9, ref. 3); deze laatste
dient voor het terugstromen van de overtollige brandstof.
Bij de aansluiting op de brandstoftank zijn geen
filterelementen benodigd, omdat er op de groep reeds
een brandstoffilter voorhanden is; u doet er wel goed
aan om op de toevoerleiding stroomafwaarts van de
tank een kraan en een eenrichtingsklep, (terugslagklep),
te plaatsen om te vermijden dat de brandstofinstallatie
om welke reden dan ook leeg loopt. Gebruik een klep
met opening op 50 mbar, (max. opvoerhoogte 0,8 m).
De brandstofleidingen moeten van rubber zijn dat
bestand is tegen koolwaterstof en een inwendige
diameter van 8 mm hebben.
Voor nadere informatie moet u zich aan het gebruiks- en
onderhoudsboekje van de fabrikant van de motor
houden.
6 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
6.1 Accu aansluiting
Gebruik een aparte startaccu van 12 V en met een
minimum capaciteit van 100 Ah als startaccu.
Gebruik geen accu met een kleinere capacitiet.
Deze moet op de klemmen van de generator, (Afb. 9,
ref. 4), aangesloten worden met kabels met een
doorsnede van 25 mm
kabels met een doorsnede van 35 mm
afstanden, waarbij bij het verrichten van de handelingen
deze volgorde in acht genomen moet worden.
• Sluit de pluspool, (+), van de accu aan de pluspool
"+" van de startmotor.
• Sluit vervolgens de minpool, (-), van de accu op de
met "-" gemarkeerde plaats op de generator aan.
• Bescherm de aansluitingen op de accu met zuurvrije
vaseline.
De generator is voorzien van een acculader voor het
laden van zijn eigen startaccu, (max. 40 A bij 12 V).
Monteer de accu in een goed geventileerde omgeving,
weg van elke mogelijke warmte- en ontstekingsbron
zoals de generator zelf. Controleer geregeld de
accupolen en het vloeistofnivo van de accu. Indien de
kabels moeten worden losgenomen volg dan
bovengenoemde instructies in omgekeerde volgorde.
Let op niet de accukabels te verwisselen. Dit kan grote
schade aan de generator en accu tot gevolg hebben.
Sluit geen andere verbruikers aan op deze accu.
Om galvanische stromen te minimaliseren mag de
generatoraccu niet verbonden worden met andere
accu's aan boord.
6.2 Afstandsbedieningspaneel aansluiting
Er zijn twee modellen afstandsbedieningspaneel
leverbaar die op het instrumentenpaneel geïnstalleerd
kunnen worden en die aangesloten kunnen worden op
de stroomopwekkingsgroep om de groep te starten en
te stoppen.
Beide modellen worden geleverd met een 20 m lange
elektrische verbindingskabel die voorbereid is voor een
verbindingsconnector aan de uiteinden.
Steek de connector van de verbindingskabel in de
speciale insteekverbinding aan de onderkant van
de kast van het instrumentenpaneel aan de
b i n n e n z i j d e v a n d e s t r o o m o p w e k k i n g s g r o e ,
(Afb. 11, ref. 1), en de tegenovergestelde kant aan
het afstandsbedieningspaneel.
Gebruik een opening van Afb. 11, ref. 2 voor de
doorgang van de kabels voor de afstandbediening.
5 5
voor afstanden tot 5 m en met
2
2
voor grotere
NL