plakken, dat zich op het vulpunt bevindt.
installatie, het onderhoud of de verwijdering.
mogelijk worden opgespoord en gerepareerd.
De assistentie mag op dit product UITSLUITEND door bevoegd personeel worden
uitgevoerd.
selijke voorschriften in acht worden genomen .bv. bij handmatige verplaatsing van
het product of bij het vullen met gas.
2.6.7 - Aansluiting van de condensafvoerlijn
Sluit een afwateringsbuis van geschikte lengte aan met de condensafvoerlijn van de binnenunit en blokkeer
met een klem.
De buis in de kabelgoot plaatsen, evenwijdig met de buizen van de installatie, en hem eraan bevestigen
met een klem.
De klemmen niet te veel aanspannen om de isolering van de buizen niet te bescha-
digen en de afwateringsbuis niet te smoren.
Voer de condens indien mogelijk af in de goot voor regenwater.
Als de afvoerleiding in een rioleringssysteem terechtkomt, is een bocht nodig in
de buis voor een sifon (afb. 25) om de verspreiding van onaangename geuren in
de omgeving te voorkomen.
De bocht van het sifon mag nooit lager staan dan 1500 mm van de onderste rand
van het apparaat (afb.25).
Bij afwatering in een recipiënt (afb. 26) mag deze nooit gesloten zijn om schadelijke
tegendruk te vermijden en de buis mag nooit het vloeistofniveau in de recipiënt
bereiken.
Controleer of de condensvloeistof door de betreffende buis wegstroomt door heel
langzaam ongeveer 1/2 liter water in de verzamelbak van de binnenunit te gieten
(afb. 27).
NL - 24
-