NESPRAY PLUS
1
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VOOR HET AIRLESS-SPUITEN
Let op de plaatselijk geldende voorschriften.
Veiligheidstechnische eisen voor het Airless-spuiten zijn on-
der andere geregeld in:
a) De Europese norm "Verstuif- en spuitapparatuur voor be-
kledingsmaterialen – Veiligheidseisen" (EN 1953: 1998).
Voor een veilige omgang met Airless hogedruk-spuitappara-
ten moeten de volgende veiligheidsvoorschriften in acht wor-
den genomen.
1.1
VLAMPUNT
Uitsluitend bedekkingsmaterialen verspuiten
met een vlampunt van 45 °C of hoger.
Het vlampunt is de laagste temperatuur
waarbij het bedekkingsmateriaal dampen
vormt. Deze dampen zijn voldoende om met
de lucht boven het bedekkingsmateriaal een
brandbaar mengsel te vormen.
1.2
EXPLOSIEVEILIGHEID
Het apparaat niet gebruiken op arbeidsplaat-
sen, die vallen onder de wetgeving voor plaat-
sen waar ontploffingsgevaar kan heersen.
Het apparaat is niet explosieveilig uitge-
voerd.
1.3
EXPLOSIE- EN BRANDGEVAAR TIJDENS HET
SPUITEN DOOR ONTSTEKINGSBRONNEN
In de directe omgeving mogen zich geen
ontstekingsbronnen bevinden, zoals b.v.
open vuur, brandende sigaretten, sigaren en
pijpen, vonken, gloeidraden, hete oppervlak-
ken, enz.
1.4
GEVAAR VAN LETSEL DOOR DE SPUITSTRAAL
Let op, gevaar voor letsel door injectie!
Nooit het spuitpistool op uzelf, personen of
dieren richten.
Nooit het spuitpistool zonder spuitstraal-
contactbescherming gebruiken.
De spuitstraal mag niet in contact komen
met lichaamsdelen.
De bij Airless-spuitpistolen optredende spuit-
drukken kunnen zeer ernstig letsel veroorza-
ken. Bij contact met de spuitstraal kan
bedekkingsmateriaal in de huid worden ge-
injecteerd. Behandel spuitletsel niet als een
onschuldige snijwond. Bij huidletsel door be-
dekkingsmateriaal of oplosmiddel direct een
arts raadplegen voor een snelle, vakkundige
behandeling. Informeer de arts over het ge-
bruikte bedekkingsmateriaal of oplosmiddel.
1.5
HET SPUITPISTOOL BORGEN TEGEN
ONBEDOELDE BEDIENING
Het spuitpistool bij montage of demontage van de spuittip en
bij werkonderbrekingen altijd borgen.
1.6
TERUGSTOOT VAN HET SPUITPISTOOL
Bij een hoge werkdruk wekt het overhalen van
de trekker een terugstootkracht op van 15 N.
Wanneer u daar niet op bent voorbereid, kan
uw hand achteruit worden gestoten of kunt
u het evenwicht verliezen. Dat kan letsel ver-
oorzaken.
1.7
ADEMBESCHERMING TEGEN
OPLOSMIDDELDAMPEN
Tijdens spuitwerkzaamheden adembescherming dragen.
De gebruiker moet een adembeschermingsmasker ter be-
schikking worden gesteld.
1.8
VOORKOMEN VAN BEROEPSZIEKTES
Ter bescherming van de huid zijn beschermende kleding,
handschoenen en eventueel huidbeschermende crème ver-
eist.
Neem de voorschriften in acht van de fabrikanten van de be-
dekkingsmaterialen, oplosmiddelen en reinigingsmiddelen
bij de voorbereidingen, verwerking en reiniging van het ap-
paraat.
1.9
MAX. WERKDRUK
De toegestane werkdruk van spuitpistool, accessoires van
spuitpistool en apparaat, en hogedrukslang mag niet lager
zijn dan de op het apparaat aangegeven maximale werkdruk
van 200 bar (20 MPa).
1.10
HOGEDRUKSLANG
Let op, gevaar voor letsel door injectie! Door
slijtage, knikken en niet-doelmatig gebruik
kunnen lekplaatsen in de hogedrukslang
ontstaan. Door een lekplaats kan vloeistof in
de huid geïnjecteerd worden.
Hogedrukslang vóór elk gebruik grondig controleren.
Vervang een beschadigde hogedrukslang onmiddellijk.
Probeer nooit een defecte hogedrukslang zelf te repare-
NL
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
39