3. U kunt optioneel de kabellocatie exact detecteren en markeren met de UAT-600-RE-ontvanger. Raadpleeg
de handleiding van de UAT-600-EUR voor gedetailleerde instructies over het zoeken van ondergrondse
stroombronnen.
7.2 De UAT-600-TE-zender aansluiten
�Waarschuwingen: Lees dit voor het gebruik
• Gebruik de UAT-600-TE-zender alleen zoals beschreven in de handleiding van de UAT-600-EUR anders kan
de bescherming die door het instrument wordt geleverd, in gevaar komen.
• Controleer alle veiligheidsinformatie in de handleiding van de UAT-600-EUR vóór gebruik.
• Inspecteer de testafleidingen vóór het gebruik. Gebruik ze niet als de isolatie beschadigd is of als er metaal bloot ligt.
• Controleer de testafleidingen voor continuïteit. Vervang beschadigde testafleidingen voordat u het product gebruikt.
• Bedien het product nooit terwijl de batterijklep verwijderd is of de behuizing geopend is.
• Ga uiterst voorzichtig te werk als u werkt in de buurt van blootliggende geleiders of rails. Contact met de
geleider kan elektrische schok veroorzaken.
• Koppel de kabel los en isoleer deze aan beide zijden voordat u de UAT-600-TE aansluit op de kabel.
De zender instellen
1. Schakel de zender in door de voedingsknop 2 seconden in te drukken.
2. Sluit de zwarte en rode testsnoeren aan op de zenderingangen. De zender schakelt automatisch naar de
directe aansluitingsmodus en het display toont het pictogram van de directe aansluiting
3. Stop de grondpen in de grond, loodrecht op enkele meters loodrecht ten opzichte van de lijn. Sluit het
zwarte testsnoer aan op de grondpen met een alligatorklem.
4. Sluit een rood testsnoer aan op de doellijn.
5. Druk herhaaldelijk op de knop Hz om "A-LO" (A-Frame laag signaal) of "A-Hi" (A-Frame hoog signaal) te
selecteren. Gebruik "A-LO" voor het lokaliseren van de positie met een hogere nauwkeurigheid. Gebruik
de instelling "A-Hi" als de te controleren lijn langs is of als de aardlekweerstand hoog is.
6. Druk op de knoppen "+/-" om de uitvoer op niveau één in te stellen. Verhoog het niveau als de
resulterende signaalsterkte zwak is. Als u het signaal onnodig verhoogt, kan het signaal hierdoor "aflopen"
op andere services en misleidende "ghost"-signalen . Dit zal ook meer vermogen uit de batterij trekken.
Opmerking: Indien aangesloten zal de zender een pieptoon uitzenden. Hoe beter de aansluiting op de lijn
en aarde, hoe sneller de pieptoon. Controleer op een goede aansluiting door het rode snoer los te koppelen
en opnieuw aan te sluiten. Het is ook mogelijk de signaalstroom die door de zender wordt geleverd te
controleren door naar het gebruikersmenu te gaan en de optie mA te selecteren.
Zaken die de kwaliteit van de aansluitingen kunnen beïnvloeden zijn een roestig pijpaansluitpunt (reinig
het aansluitgebied met een draadborstel) of een slechte aarding. Om de aansluitingskwaliteit door slechte
aarding te verbeteren, kunt u proberen de pen in vochtige grond te stoppen. Bevochtig indien nodig de
omgevende aarde met water. Als de aarding nog steeds een probleem is, kunt u proberen een testsnoer aan
te sluiten op de omgeving van het deksel van de manopening. Vermijd het aansluiten op hekkens omdat ze
retoursignaalstromen langs de hekkens kunnen creëren waardoor het zoeksignaal wordt verstoord.
Opmerking: Als de signaalniveaubalken niet vullen, wijst dit er op dat de impedantie van de lijn de huidige
uitvoer beperkt. Het uitbreiden van de uitvoer buiten dit punt zal het signaal niet uitbreiden. Als er meer
signaal nodig is, controleert u de kwaliteit van de aansluiting met de lijn en aarde.
6
.