Hoofdstuk 6 Gebruikersinterface en navigatie
6.1 Gebruikersinterface
Het toetsenpaneel heeft vier menutoetsen en vier cursortoetsen, zoals afgebeeld in
Afbeelding 6 Aanzicht van toetsenpaneel en frontpaneel
1 Display
2 Kapje over de sleuf voor de Secure Digital-
geheugenkaart
3 HOME-toets. Gaat van andere schermen en
submenu's naar het hoofdmeetscherm.
4 ENTER-toets. Accepteert ingangswaarden, updates
of weergegeven menuopties.
Ingangen en uitgangen worden met behulp van het toetsenpaneel en displayscherm op het
frontpaneel ingesteld en geconfigureerd. Deze gebruikersinterface wordt gebruikt om in- en
uitgangen in te stellen en te configureren, om logboekinformatie te creëren en waarden te berekenen
en om sensoren te kalibreren. De SD-interface kan worden gebruikt om logboekbestanden op te
slaan en software te updaten.
Hoofdstuk 7 Bediening
7.1 Configuratie conductiviteitscontactsensor.
Gebruik menu CONFIGURE (configureren) om identificerende informatie voor de sensor in te voeren
en opties voor het omgaan met gegevens en opslag te wijzigen.
200 Nederlands
5 TERUG-toets. Keert een niveau terug in de
menustructuur.
6 MENU-toets. Gaat van andere schermen en
submenu's naar het instellingenmenu.
7 Cursortoetsen. Voor het navigeren door de menu's,
het wijzigen van instellingen en het verhogen of
verlagen van cijfers.
Afbeelding
6.