NL
Als u er niet in slaagt om zelf de storing te verhelpen met behulp van onderstaande tabel, dan:
- Versie Microwatt en Microwatt+ de fabrieksinstellingen van de afstandbediening terugzetten, zie gebruiksaanwijzing afstandsbe-
diening 11025983
- De stroom uitschakelen. Wachten tot de schermen zijn gedoofd. De stroom weer inschakelen.
- Als het probleem blijft bestaan, het typeplaatje kopiëren en contact opnemen met onze technische dienst.
Probleem
Versie Microwatt en
Microwatt+
Het scherm van de
Voeding van de elektronische printkaart defect
afstandsbediening gaat
niet aan
Versie Microwatt en
Microwatt+
Op de afstandsbediening
wordt een defect
weergegeven
De stroomonderbreker in de schakelkast heeft een
overbelasting ontdekt en schakelt uit.
De motor start niet
Of een stroomstoring.
en het scherm van de
toerenregelaar is uit
Toerenregelaar defect
De regelaar is defect en geeft een defectcode weer
De regelaar ontvangt geen opdracht om de motor te starten.
De motor start niet
en het scherm van de
toerenregelaar licht op
Defect in de motorbedrading
Motor defect
De ventilator start niet of start en stopt daarna
De waaier draait in verkeerde richting
De ventilator werkt niet
nominaal
De ventilator werkt niet op de ingestelde richtwaarde
Defectcodes van de regelaar
- De defectcode analyseren die op de regelaar is weergegeven, en het probleem verhelpen :
- De defecten wissen door op de STOP/RESET-knop ervan
te drukken.
- Schakel de stroom uit
Defectcode op
toerenregelaar
oc
Overstroom
ocA, ocd, ocn
Ov
Overspanning
OvA, Ovd, Ovn, Ovs
Lv
Onderspanning
LvA, Lvd, Lvn, Lvs
oH1
Oververhitting van de regelaar
oL
Overbelasting (te hoge stroomsterkte motor)
oL1, oL2, EoL1, EoL2
Gff
Aardfout (uitgang van de regelaar)
PHL
Faseverlies (ingang van de regelaar)
orP
oPHL
Faseverlies (uitgang van de regelaar)
oPL1, oPL2, oPL3
Mogelijke oorzaak
Beschrijving
16
• Controleer de hele bedrading.
• Controleer de zekering op de elektronische printkaart.
• Zie gebruiksaanwijzing 11025983 (afstandsbediening)
• Controleer de amperage van de stroomonderbreker.
• Controleer de netspanning en de bedrading van de toerenregelaar (binnen/buiten de unit)
• Spoor het defect op dat het uitvallen van de toerenregelaar heeft veroorzaakt en verhelp dit
• Vervang de toerenregelaar
• Zie hieronder: § Defectcodes van de regelaar
• Controleer de uitgangsspanning van de toerenregelaar.
• De startopdracht wordt gegeven via het aansluitblok van de regelaar (de RUN-knop is
uitgeschakeld).
- Controleer de stand van de microschakelaars boven het aansluitblok van de regelaar: NPN
(en AVI afhankelijk van de versie)
- Controleer de bedrading tussen de printplaat en de toerenregelaar (afhankelijk van de versie)
• Controleer de bekabeling tussen de toerenregelaar en het aansluitblok van de motor.
• Spoor het defect op dat het uitvallen van de motor heeft veroorzaakt en verhelp dit
• Vervang de motor
• Controleer alle bedrading
• Controleer de motor zelf: de motor rechtstreeks aansluiten op 400V ~
• Vervang het defecte onderdeel
• Controleer of de draairichting van de waaier juist is.
• Controleer de motorbekabeling: verwissel 2 stroomfases (uitvoeringen met
krachtstroomvoeding) op de motor bekabeling tot de draairichting juist is:
(controleer de draairichting ten opzichte van de sticker met pijl)
• Controleer of de waaier niet aanloopt
• Controleer de juiste instelling van de drukrichtwaarde (zie pagina 10 of gebruiksaanwijzing
van de afstandsbediening, afhankelijk van de uitvoering).
• Controleer druksensor: het vergelijk de ingestelde richtwaarde met een in parallel door
uzelf uitgevoerde drukmeting, binnen in de kast en stroomopwaarts van de waaier
• Controleer de drukmetingbuisleiding tussen de druksensor (uitgang P2, afhankelijk van de
uitvoering) en de binnenkant van de kast. De buis ontstoppen
• Controleer de motor
• De regelaar is ondermaats. Controleer het luchtkanalenstelsel op lekkage of verliezen door
ongebruikelijke belastingen
- Wacht tot de schermen zijn gedoofd
- Zet de stroom weer aan
• Controleer het door de motor opgenomen vermogen.
• Controleer de motorkabel en de motorisolatie (kortsluiting of aardfout).
• Controleer de netspanning van het elektriciteitsnet.
• Controleer de netspanning van het elektriciteitsnet.
• Controleer de belasting van de motor (aanlopen, enz.)
• Controleer de voedingskabel (geen faseverlies).
• Controleer het door de motor opgenomen vermogen.
• Controleer de werking van de koelventilator van de toerenregelaar.
• Controleer de omgevingstemperatuur van de toerenregelaar.
• Controleer de belasting van de motor (aanlopen, enz.).
• Controleer de motorkabel en de isolatie van de motor.
• Controleer de ingangsspanning en de balans van de fasen.
• Controleer de balans van de fasen aan de uitgang.
• Vervang de motor
Oplossing
Oplossing