3) Leg de manchet om de arm en maak deze vast.
4) Laat een beetje speling tussen de arm en de
manchet. De patiënt moet twee vingers tussen
de arm en de manchet kunnen steken. De
beweging van de arm mag niet door kleding
worden belemmerd. Verwijder alle kleding die
de arm waarbij de meting wordt uitgevoerd,
bedekt of in zijn bewegingsvrijheid beperkt.
5) Als een manchet niet goed past, kan dit tot
onjuiste bloeddrukmetingen leiden. Gebruik
een andere manchetgrootte indien de
bereikaanduiding aan het einde van de manchet
niet binnen het bereik valt dat door de strepen
wordt aangegeven.
6) Volg dezelfde stappen bij de andere arm indien
er bij twee armen moet worden gemeten.
De bereikaanduiding van de
*
manchet moet binnen dit bereik
vallen.
51
NL