13. Led.
Symbolen die aangegeven welke grootheid op het display wordt
weergegeven (Duty cycle, frequentie, tijd, ampère) 18 - Figuur 1
Pag. 3.) .
5.0
PROFIEL LASPROCES
Op dit deel van het paneel kunnen alle parameters worden inge-
steld om het eerder geselecteerde proces te optimaliseren.
5.1
SCHUIFTOETSEN.
Door minstens 1 seconde op een van de schuiftoetsen 31 of 32 -
Figuur 1 Pag. 3.) met de symbolen
te drukken, kunnen de lasparameters worden geselecteerd die u
wilt wijzigen. Door indrukken van een schuiftoets worden de ver-
schillende lasfuncties geselecteerd die gewijzigd moeten worden.
Let erop of bij het instellen van elke parameter het corresponde-
rende indicatielampje gaat branden, en of het displays 17 - Figuur
1 Pag. 3.) en de leds 18 - Figuur 1 Pag. 3.) respectievelijk de
waarde en de meeteenheid van de gewijzigde parameter aange-
ven.
LET OP: OP DIT DEEL VAN HET PANEEL ZIJN OOK TIJDENS
HET LASSEN NOG WIJZIGINGEN MOGELIJK.
1.
Voorgas.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje naar de positie 19 - Figuur 1 Pag. 3.) verplaatst; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien, wordt de duur in seconden
van de aanvankelijke gasstroom ingesteld. Waardenbereik tussen
0,2 sec. en 5 sec.
19
2.
Beginstroom.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje naar positie 20 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door vervol-
gens aan de knop 30, te draaien, wordt de aanvankelijk stroom
ingesteld in de modus TIG met 4 fasen. Waardenbereik tussen
Imin e de nominale lasstroom.
20
PROFIEL LASPROCES
3.
Stijgtijd.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op positie 21 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; draai vervol-
gens aan de knop 30 om de gewenste tijd in te stellen waarin de
nominale lasstroom moet worden bereikt in de TIG-modus. Waar-
denbereik tussen 0 sec en 10 sec.
4.
Nominale lasstroom.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 22 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien wordt de waarde van de
nominale lasstroom ingesteld voor alle beschikbare modi. Waar-
denbereik tussen 5A en 220A.
5.
Begrensde stroom / Basisstroom.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 23 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien wordt de waarde van de
begrensde stroom in de modus TIG met 4 fasen ingesteld; in de
modus Gepulste TIG (zowel 2 als 4 fasen), wordt de basisstroom
voor de pulsering ingesteld. Waardenbereik tussen nominale las-
stroom en 10% van die waarde.
6.
Puntlastijd (Spot Time).
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 24 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien, wordt de duur in seconden
van de puntlasimpuls ingesteld. Waardenbereik tussen 0,1 sec.
en 10 sec.
7.
Balancering van de golfvorm.
5 NL
21
22
23
24
NL