van toepassing (vraag de bijlagen BB.2 en CC van de EN
60335-2-76:2005 met SECURA SECURITY aan). Hiervóór
moet er steeds een mechanische, beschermende afras-
tering geschakeld zijn zodat onopzettelijk contact met de
elektrische afrastering niet mogelijk is.
DEEL 2: WERKWIJZE EN
GRENZEN VAN ELEKTRISCH
HEKWERK VOOR DIEREN
Een elektrische afrastering bestaat uit een elektrisch afras-
teringapparaat en een aangesloten afrastering, waarbij het
apparaat de afrastering van elektrische impulsen voorziet.
De elektrische afrastering voor dieren vormt een "psy-
chologische" barrière voor dieren – er afrastering houdt
dieren binnen of buiten een bepaalde zone. De afraste-
ring kan ook gebruikt worden om bepaalde gedragswijzen
aan te leren (bijvoorbeeld als koeientrainer in de stal). De
elektrische veiligheidsafrastering wordt voor veiligheids-
doeleinden (bescherming van objecten) gebruikt en heeft
achter de fysische barrière een elektrisch gescheiden, elek-
trische afrastering.
Geen enkel elektrisch of mechanisch hekwerk kan een
100% effectieve oplossing voor afbakening of bescherming
van dieren garanderen. De effectiviteit van een elektrisch
hekwerk kan afhangen van de lokale condities waaronder
het hekwerk is opgebouwd. Een goede combinatie van pro-
ducten, samen met een deskundige installatie zorgt voor
de beste resultaten. Afhankelijk van de omstandigheden
kan een vast ingesloten dier een zeer stabiel mechanisch
hekwerk of een uitgebreide elektrische hekwerkinstallatie
overwinnen. Daarom kan de verkoper ook niet garanderen
dat een hekwerk 100% bescherming tegen uitbreken biedt.
Een goed geïnstalleerd elektrisch hekwerk kan een hoog
zekerheidsniveau bieden in vergelijking tot een mechanisch
hekwerk: een elektrische schok kan als psychologische
barrière het dier belemmeren het hekwerk te overwinnen.
Elektrische hekwerken bieden ook meer flexibiliteit.
BIJLAGE BB.1: AAN
ELEKTRISCHE AFRASTERINGEN
VOOR DIEREN GESTELDE EISEN
Elektrische afrasteringen voor dieren en hun bijkomen-
de uitrustingen moeten zodanig geïnstalleerd, bediend en
onderhouden worden, dat ze geen gevaar voor mensen,
dieren en hun omgeving betekenen.
Elektrische afrasteringen voor dieren, waarin er dieren
of mensen kunnen vastraken, dienen vermeden te worden.
Een elektrische afrastering voor dieren mag niet op ba-
sis van twee afzonderlijke elektrische afrasteringappara-
ten of door onafhankelijke afrasteringcircuits van hetzelf-
de elektrische afrasteringapparaat gevoed worden.
OPGELET: Vermijd contact met het hekwerk, in het bij-
zonder met hoofd, nek of bovenlichaam. Klim niet over ,
tussen of onder het hekwerk door. Om langs het hekwerk
te komen, makat u gebruik van een poort of een ander do-
organgspunt.
Bij twee gescheiden elektrische afrasteringen voor die-
ren, waarvan iedere door een afzonderlijk elektrisch af-
30 / NL
rasteringapparaat gevoed wordt, moet de afstand tussen
de draden van de beide elektrische afrasteringen voor
dieren minstens 2,5 m zijn. Indien deze leemte gesloten
dient te worden, moet dit door middel van elektrisch, niet-
geleidend materiaal of door een geïsoleerde metaalbarrière
gebeuren.
Prikkeldraad of draad met scherpe kanten mag niet met een
elektrisch afrasteringapparaat op de elektriciteit aanges-
loten worden.
Een niet op de elektriciteit aangesloten afrastering met
prikkeldraad of draad met scherpe kanten mag voor de on-
dersteuning van één of meerdere schuin opgestelde, op de
elektriciteit aangesloten draden van een elektrische afras-
tering voor dieren gebruikt worden.
De dragende onderdelen voor de op de elektriciteit aanges-
loten draden moeten zodanig geconstrueerd zijn, dat deze
draden minstens op een afstand van 150 mm tot het verti-
cale vlak van de niet op de elektriciteit aangesloten draden
gehouden worden. De prikkeldraad of de draad met scher-
pe kanten moet op regelmatige tijdstippen met de aarde
verbonden worden.
Volg het advies vanwege de fabrikant van het elektrische
afrasteringapparaat voor de aardaansluiting op
Een afstand van minstens 10 m moet er tussen de aarde-
elektrode van het elektrische afrasteringapparaat en
ieder ander op aardverbindende systemen aangesloten
onderdeel zijn, zoals bijvoorbeeld de beschermende aarde
van het energievoorzieningsysteem of de aarde van een
telecommunicatiesysteem.
Aansluitleidingen, die binnen gebouwen voorzien worden,
moeten op een efficiënte manier van de met de aarde ver-
bonden gedeelten van het gebouw geïsoleerd zijn. Dit kan
door gebruikmaking van geïsoleerde hoogspanningsleidin-
gen gerealiseerd worden.
Aansluitleidingen, die ondergronds voorzien worden,
moeten in beschermende buizen in een isolerend materi-
aal geleid worden of in het andere geval als geïsoleerde
hoogspanningsleidingen geconcipieerd worden. Er dient op
gelet te worden dat de aansluitleidingen niet door hoeven
van dieren of door tractorwielen, die in de vloer zakken, be-
schadigd worden.
Aansluitleidingen mogen niet in dezelfde beschermende
buis geïnstalleerd worden zoals deze van de stroomnet-
toevoerleidingen, de communicatieleidingen of de gege-
vensleidingen.
Aansluitleidingen en draden van elektrische afrasterin-
gen voor dieren mogen niet boven hoogspannings - of
communicatieleidingen geïnstalleerd worden.
Kruisingen met hoogspanningsleidingen moeten zoveel
mogelijk vermeden worden. Indien een dergelijke kruising
niet vermeden kan worden, moet ze onder de hoogspan-
ningsleiding doorgevoerd worden en zo dicht mogelijk in
een rechte hoek daarmee verlopen.
Indien er aansluitleidingen en draden van elektrische
afrasteringen voor dieren in de nabijheid van hoogspan-
ningsleidingen geïnstalleerd zijn, mogen de afstanden niet
korter zijn dan in tabel BB.1 aangegeven
TABEL BB.1: AFSTANDEN VAN
HOOGSPANNINGSLEIDINGEN VOOR