3.1.1 Als het waterdebiet te laagt is (minder dan 28 tpm)
• Controleer dan de inlijnfiltermontage (
• Controleer de slangen en verbindingen op lekkage die waterverlies kan veroorzaken.
• Controleer de draaiende wartels (
stromingsrichting van het water aangeeft (
• Voordat u doorgaat met de volgende controles, moet u de boosterpomp en filterpomp stoppen.
• Reinig de skimmer, filter en de pompkorf door vuil te verwijderen.
• Verwijder de blauwe debietreduceerschijf (
van de slang op de stofzuigeraansluiti ng".
3.1.2 Als het waterdebiet te hoog is (meer dan 32 tpm)
• Voordat u doorgaat met de volgende controles, moet u de boosterpomp en filterpomp stoppen.
• Vervang de blauwe debietreduceerschijf door de rode stroomregelaar (
• Maak de ontlastklep los totdat de wielsnelheid tussen de 28 en 32 tpm ligt.
• De overdrukklep mag alleen worden afgesteld als een debietreducti eschijf is geïnstalleerd.
) en verwijder het vuil, zie "4.2 I Reinigen van de inlijnfi lterkorf".
) zoek naar lekkage of overmatig spuiten. Controleer of de pijl die de
) goed is georiënteerd op de robot.
) van de universele wandaansluiting (UWF®) (
), zie "2.3 I Aansluiten
).
1
NL
9