Aanvullende Waarschuwingen - NORAUTO 2274271-NO0536-IE12 Manual Del Usuario

Sistema de retención infantil avanzado
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 27
A
Veiligheidsgordel voertuig — schoudergordel
B
Veiligheidsgordel voertuig — heupgordel
C
ISOFIX-bevestigingen
18.
Gebruik dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem NIET als de riemen van het gordelharnas gerafeld of gebroken zijn, of op enige wijze
zijn beschadigd.
19.
Gebruik NOOIT beschadigde of gerafelde veiligheidsgordels.
20. Gebruik dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem NIET in een voertuig met veiligheidsgordels ingebouwd in de portieren.
21.
Gebruik dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem NIET in een voertuig waarin de veiligheidsgordels automatisch langs het
chassis bewegen als het portier wordt geopend. Deze veiligheidsgordels zijn geen goede bevestiging voor een verbeterd
kinderbeveiligingssysteem.
WAARSCHUWINGEN AIRBAG
WAARSCHUWING: Plaats GEEN verbeterd kinderbeveiligingssysteem op de passagiersstoel vooraan uitgerust met een airbag tenzij
1.
de airbag is uitgeschakeld. Dit kan de DOOD of ERNSTIG LETSEL tot gevolg hebben. De achterbank is het veiligst. Als uw voertuig een
airbag heeft, raadpleeg dan de handleiding van uw voertuig voor de montage van het kinderzitje.
2.
Als de achterbank van uw voertuig is uitgerust met zij-airbags, raadpleeg dan de handleiding van uw voertuig voor de montage van
het kinderzitje.
3.
Plaats GEEN voorwerpen tussen het verbeterde kinderbeveiligingssysteem en de zij-airbags, want een opblazende airbag kan de
voorwerpen tegen het kind slingeren.

AANVULLENDE WAARSCHUWINGEN

1.
Als het warm of zonnig is, controleer dan ALTIJD het verbeterde kinderbeveiligingssysteem op hete oppervlakken voordat u het kind
laat plaatsnemen. Het kind zou zich kunnen verbranden. Dek het verbeterde kinderbeveiligingssysteem af met een lichtgekleurde
deken als u het voertuig verlaat.
2.
Zelfs als het verbeterde kinderbeveiligingssysteem niet wordt gebruikt, moet het goed bevestigd zijn met de veiligheidsgordels in het
voertuig.
3.
Een niet-bevestigd verbeterd kinderbeveiligingssysteem kan iemand verwonden bij een aanrijding.
4.
Bevestig GEEN extra items aan dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem, zoals bekleding, speelgoed enz.
5.
Controleer voor elk gebruik of het verbeterde kinderbeveiligingssysteem veilig is bevestigd en of het veiligheidsharnas juist is afgesteld
voor het kind. ONTHOUD: Extra kleding aan- of uitdoen (zoals een trui of een jas) verandert de pasvorm van het gordelharnas.
6.
Controleer voor elk gebruik of het verbeterde kinderbeveiligingssysteem veilig is vergrendeld.
7.
Als de stoel van het voertuig een verstelbare rugleuning heeft, zorg er dan voor dat deze in de meest verticale positie staat en veilig
is vergrendeld. Een rugleuning die niet in de juiste positie staat of niet is vergrendeld, verhindert een correcte installatie van het
kinderzitje en voorkomt een goede bescherming van het kind.
8.
Gebruik het verbeterde kinderbeveiligingssysteem NIET als de oren van het kind boven de hoofdsteun van het verbeterde
kinderbeveiligingssysteem uitkomen.
9.
Laat u tijdens het rijden NOOIT afleiden door een huilend kind. Haal een kind nooit uit het verbeterde kinderbeveiligingssysteem om
het te troosten terwijl het voertuig in beweging is.
10.
Geef kinderen GEEN items zoals een lolly of een ijsje op een stokje. Dergelijke items kunnen een kind verwonden als het voertuig moet
uitwijken of een hobbel raakt.
11.
Leg scherpe of zware voorwerpen in de kofferbak. Alles wat los zit, kan dodelijk zijn bij een aanrijding.
12.
Bij koud weer hebben kinderen mogelijk een extra deken nodig. Plaats het kind dan eerst in het verbeterde kinderbeveiligingssysteem
en leg het deken daarna over zowel het kind, met de gordel aan, als over het verbeterde kinderbeveiligingssysteem.
NL
11

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido