• Krassen of donkere vlekken op het
oppervlak hebben geen invloed op de
werking van de kookplaat.
• Gebruik een specifiek schoonmaakmiddel
voor het oppervlak van de kookplaat.
• Gebruik een speciale schraper voor het
glas.
7.2 De kookplaat schoonmaken
• Verwijder direct: gesmolten kunststof,
plastic folie, suiker en suikerhoudend
voedsel, anders kan dit schade aan de
kookplaat veroorzaken. Doe voorzichtig
om brandwonden te voorkomen. Gebruik
de speciale schraper op de glazen plaat
8. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
8.1 Wat moet je doen als ...
Probleem
Je kunt de kookplaat niet inscha‐
kelen of bedienen.
Je kunt de maximale warmte‐
stand niet instellen voor één van
de kookzones.
Er klinkt een geluidssignaal en de
kookplaat wordt uitgeschakeld.
Als de kookplaat wordt uitge‐
schakeld, klinkt er een geluids‐
signaal.
72
NEDERLANDS
• Verwijder nadat de kookplaat
• Verkleuring glanzende metalen
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aangesloten op
een stopcontact of niet goed geïn‐
stalleerd.
De zekering is doorgeslagen.
Je hebt 2 of meer sensorvelden te‐
gelijkertijd aangeraakt.
Pauze is in werking.
Water of vetvlekken op het bedie‐
ningspaneel.
De andere zones verbruiken het
maximaal beschikbare vermogen.
Je kookplaat werkt correct.
Je hebt iets op een of meer sensor‐
velden geplaatst.
en verwijder resten door het blad over het
oppervlak te schuiven.
voldoende is afgekoeld: kalk- en
waterkringen, vetspatten en metaalachtig
glanzende verkleuringen. Reinig de
kookplaat met een vochtige doek en een
beetje niet-schurend reinigingsmiddel.
Droog de kookplaat na reiniging af met
een zachte doek.
verwijderen: reinig het glazen oppervlak
met een doek en een oplossing van water
met azijn.
Oplossing
Controleer of de kookplaat goed aan‐
gesloten is op het lichtnet.
Verzeker je ervan dat de zekering de
oorzaak van de storing is. Als de zeke‐
ringen keer op keer doorslaan, neem
je contact op met een erkende installa‐
teur.
Raak slechts één sensorveld aan.
Raadpleeg 'Dagelijks gebruik'.
Reinig het bedieningspaneel.
Verlaag de warmtestand van de ande‐
re kookzones die op dezelfde fase zijn
aangesloten. Zie 'Stroommanage‐
ment'.
Verwijder het voorwerp van de sensor‐
velden.