Voor het installeren van het apparaat op een
muurhouder als volgt te werk gaan:
VOORZORGSMAATREGEL
Alvorens een unit op een muur te installeren,
controleren of de muur van volle baksteen,
beton of een ander gelijkwaardig en even stevig
materiaal is. De muur moet minstens vier keer
het gewicht van het apparaat kunnen dragen.
1.
De plaats voor de gaten van de houder aftekenen
volgens de afmetingen aangegeven in de tabel
Afmetingen voor montage.
2.
De gaten voor de expansiebouten boren.
3.
Het betonstof uit de gaten verwijderen.
4.
Aan het uiteinde van iedere expansiebout een
ringetje en een moer plaatsen.
5.
De expansiebouten in de gaten van de
montagesteun steken, de montagesteun
plaatsen en met een hamer de expansiebouten
in de muur slaan.
6.
Verifiëren of de montagesteunen waterpas zijn.
7.
De unit voorzichtig optillen en de
montagevoetjes op de steunen plaatsen.
8.
Het apparaat stevig vastschroeven op de steunen.
OM HET TRILLEN VAN HET APPARAAT
AAN DE MUUR TE VERMINDEREN
Indien mogelijk de wandunit installeren met
de rubberen pakkingen (silentbloc) om het
geluid en de trillingen te verminderen.
Stap 4: De verbindings- en voedingskabels
aansluiten
De klemmenstrook van de buitenunit,
aan de zijkant van het apparaat, wordt
beschermd door een kap. Aan de
binnenkant van de kap is een compleet
schema van de bekabeling afgedrukt.
Pagina
22
ALVORENS ELEKTRICITEITS-
WERKZAAMHEDEN
VOEREN, DEZE INSTRUCTIES
LEZEN
1. Alle kabels moeten voldoen aan de plaatselijke
en nationale elektriciteitsnormen en door een
erkende elektricien geïnstalleerd worden.
2. Alle elektriciteitsverbindingen moeten
uitgevoerd worden volgens het
elektriciteitsverbindingsschema op de panelen
van de binnen- en de buitenunit.
3. In geval van ernstige veiligheidsproblemen
betreffende de stroomvoorziening moet het
werk onmiddellijk worden stilgelegd. De reden
uitleggen aan de klant en weigeren de unit te
installeren,
totdat
volledig is opgelost.
4. De voedingsspanning moet tussen 90 en 100%
van de nominale spanning bedragen. Een
onvoldoende stroomvoorziening kan tot een
slechte werking, elektrische ontlading of brand
leiden.
5. In geval van aansluiting van de
stroomvoorziening op een vaste bekabeling
moeten er een overspanningsbegrenzer en
een hoofdstroomschakelaar geïnstalleerd
worden met een vermogen van 5 maal de
maximale stroom van de unit.
6. In geval van aansluiting van de
stroomvoorziening op een vaste bekabeling,
moet er een stroomverbreker of een
werkschakelaar in de vaste bekabeling
ingebouwd worden die alle kabels losmaakt en
een contactscheider van minstens 3 mm heeft
in de vaste bekabeling. De monteur moet een
goedgekeurde werkschakelaar gebruiken.
7. Het apparaat uitsluitend aansluiten op een los
stopcontact van het vertakte circuit. Geen
andere
apparatuur
aansluiten.
8. Controleren of de airconditioner geaard is.
9. Iedere draad moet stevig aangesloten zijn.
Losse kabels kunnen de klem oververhitten en
tot storingen leiden en zelfs brand
veroorzaken.
10. De draden niet in contact laten komen met de
koudemiddelleidingen, de compressor of de
bewegende onderdelen van de unit en deze hier
niet op laten rusten.
11. Als de unit gebruik maakt van een extra
elektrische verwarming, moet deze op
minstens een meter van brandbare materialen
geïnstalleerd worden.
UIT
TE
het
veiligheidsprobleem
op
dit
stopcontact