6.
Het flare-apparaat plaatsen.
7. De handgreep van het gereedschap met
de klok meedraaien totdat de leiding
volledig verwijd is.
8. Het gereedschap volledig uitnemen om
het uiteinde van de buis te inspecteren,
om eventuele scheurtjes te detecteren
en de verwijding te verifiëren.
Stap 4: De slangen aansluiten
Tijdens het aansluiten van de
koudemiddelleidingen er goed voor zorgen
dat er geen excessief koppel gebruikt wordt
en de leidingen niet vervormd worden. Eerst
de lagedrukleiding en pas daarna de
hogedrukleiding aansluiten.
MINIMALE BUIGINGSSTRAAL
Wanneer de koudemiddelleidingen
gebogen zijn, moeten deze een
buigingsstraal van minimaal 10 cm
hebben. Zie Fig 5.6.
Straal
F
Buitendiameter van de buis
(mm)
Ø6.35
Ø9.52
Ø12.7
Ø16
GEEN EXCESSIEF AANHAALMOMENT
Door te veel kracht kan de moer breken of de koudemiddelleiding beschadigen.
De aanbevolen aanhaalmomenten uit bovenstaande tabel niet overschrijden.
Pagina
26
Instructies voor het aansluiten van
de leidingen op de binnenunit
1. Van de twee aan te sluiten leidingen moet het
Leidingen binnenunit
2.
3. Met een sleutel de moer op de buis van de
4. De moer op de buis van de binnenunit stevig
AANBEVOLEN AANHAALWAARDEN
Aanhaalmoment (N•cm)
1 500
2 500
3 500
4 500
midden op dezelfde lijn staan. Zie Fig. 5.7.
Fig. 5.7
De flensmoer zo stevig mogelijk met de hand
vastdraaien.
binnenunit vastdraaien.
vasthouden en tegelijkertijd met een
momentsleutel de flensmoer vastdraaien
volgens de aanhaalwaarden van onderstaande
tabel. De flensmoer enigszins losdraaien en
vervolgens weer vastdraaien.
Extra aanhaalmoment
Flensmoer
Leiding
(N•m)
1 600
2 600
3 600
4 700