NEdERlaNds
3.0 Voorafgaand aan de
installatie
3.1 Afstand tot brandbaar materiaal
Zie fig. 1 A.
3.2 Fundering
Controleer of de vloer geschikt is voor de gehele installatie. Zie
"2.0 Technische gegevens" voor het gespecificeerde gewicht.
Let op: Als er een stalen schoorsteen wordt gebruikt die op het
element rust, moet rekening worden gehouden met het gewicht
van de stalen schoorsteen.
NB: Het is zeer belangrijk dat het product stabiel staat. Het
product moet op een volledig onbuigzame vloer worden
geplaatst.
3.3 Vloerbedekking
De ombouw heeft een luchtdichte bodemplaat. Er is dus geen
extra vloerbedekking onder het product nodig.
Vloeren die niet aan de fundering zijn bevestigd, de zogeheten
"zwevende vloeren", moeten onder de installatie worden
weggehaald.
Haal vloerbedekkingen van brandbaar materiaal, zoals linoleum,
tapijt etc. onder de kachel en vloerplaat weg.
3.4 Vloerplaat
Voor de kachel dient een plaat van staal of van een ander geschikt
onbrandbaar materiaal te worden geplaatst.
Neem contact op met de plaatselijke bouwtoezichtinstanties voor
informatie over beperkingen en installatie-eisen.
3.5 Luchttoevoer
Er moet een luchtstroom tussen de verbrandingskamer en de
ombouw aanwezig zijn. Zo wordt een te grote warmteopbouw
in de ombouw voorkomen. NB: Het is zeer belangrijk dat de
luchtopeningen niet worden afgedekt. Zie fig. 1 voor afstanden.
3.6 Externe lucht
Een flexibele toevoerslang die rechtstreeks externe lucht levert
aan het product kan als volgt worden geïnstalleerd:
•
Door het gat dat op de plaats van de markering in de
bodemplaat is aangebracht.
•
Door het gat op de achterkant van de ombouw. Zie ook punt
3.1 in de handleiding "Jøtul F 370 Series".
Aanbevolen installatie van de flexibele slang voor
verbrandingslucht. Zie fig. 10 A, B en C.
3.7 Stalen schoorsteen
Als een aan de bovenkant gemonteerde stalen schoorsteen wordt
gebruikt, moet er een niet-geïsoleerde pijp van het element tot
ongeveer 10 mm over het toprooster lopen (bij het plafondhoge
model loopt deze over de heteluchtbarrière) Er moet een bochtpijp
van 50 mm (optionele extra) worden gebruikt wanneer er aan
de bovenkant gemonteerd wordt. Bevestig vervolgens de stalen
schoorsteen overeenkomstig de bedieningsinstructies. Zie fig. 2.
56
4.0 Installatie
Het product is zwaar! Zorg dat u bij het plaatsen en installeren
hulp hebt.
Zorg ervoor dat de deur naar de verbrandingskamer gedurende
de installatie gesloten is, zodat het product niet koplastig is.
Het product moet worden vastgezet, zodat het bij de installatie
niet kantelt!
Bij het product horen 3 handleidingen:
• Jøtul FS 84 - 370
• Jøtul F 370 Series
• Algemene gebruikers- en onderhoudshandleiding
Wij bevelen aan de ombouw als proef te monteren, zodat u het
element en de aansluiting van de kachelpijp kunt afstellen.
G e b r u i k h e t a fd i c ht m i d d e l o p a c r y l b a s i s vo o r a l l e
verbindingen.
4.1 Voorafgaand aan de installatie
Het basisproduct wordt geleverd in twee pakketten:
1. Verbrandingskamer.
2. Betonnen eenheden met montagedelen.
NB: Controleer of er geen schade zichtbaar is op het product
wanneer u het uitpakt en of de bedieningshendels vrijelijk
kunnen bewegen.
Voorbereiding
Voorafgaand aan installatie moet u bepalen:
• Waar de rookuitlaat moet komen.
• Mogelijk gebruik en locatie van de externe luchtaansluiting.
Raadpleeg de handleidingen voor het installeren van de
onderdelen.
1. Nadat u de verbrandingskamer hebt uitgepakt, verwijdert u
de branderplaten, het schot, de uitlaatplaat, binnenbodem,
aslade en het rooster met grote gaten. Verwijder ook de kleine
branderplaten aan de zijkant en de pakking voor de kachelpijp.
Deze liggen in de aslade.
2. Verwijder de bovenplaat met het toprooster. Deze delen dient
u niet te gebruiken.
3. Controleer het product op visuele beschadigingen en zorg
ervoor dat de bedieningshendels vrijelijk bewegen.
4. Spreid de kartonnen verpakking uit op de vloer en plaats de
kachel voorzichtig op de zijkant.
5. Draai de 4 draadstangen (M8 x 40) (onderdeel 4) ongeveer 10
mm in en vergrendel ze met contramoeren. Draai vervolgens
de lange moeren (M8 x 30) (onderdeel 4) tot ongeveer 6 mm
van de contramoeren in. Zie fig. 3
4.2 Schoorsteen en kachelpijp
• De kachel kan worden aangesloten op een schoorsteen
en kachelpijp die zijn goedgekeurd voor haarden op vaste
brandstof met rookgastemperaturen zoals gespecificeerd in
"2.0 Technische gegevens".
• De doorsnede van de schoorsteen moet minimaal gelijk zijn
aan de kachelpijp. Gebruik "2.0 Technische gegevens" om
de juiste doorsnede van de schoorsteen te berekenen. Als de
doorsnede van de schoorsteen groot genoeg is, kunnen er
meerdere kachels op vaste brandstof op dezelfde schoorsteen
worden aangesloten. Neem contact op met de plaatselijke
bouwtoezichtinstanties voor informatie over beperkingen en
installatie-eisen.