DESCRIZIONE
Requisiti principali di salute e sicurezza:
L'apparato è progettato in conformità alla Direttiva ATEX
e alle normative EN 60079-0, EN 60079-15, EN 60079-31
ed EN 13463-1.
Questo apparecchio è progettato per essere installato in at-
mosfere potenzialmente esplosive contenenti gas, vapori o
nebbie di gruppo II (categoria 3G) e polveri (categoria 3D).
In caso di operazioni con un controllo elettronico, consultare
la scheda informativa specifi ca di istruzioni, installazione
e manutenzione per le parti elettroniche G3 o 580 ATEX.
Altrimenti, far riferimento alla specifi ca scheda di istruzio-
ni, installazione e manutenzione per la fornitura elettrica
599 ATEX.
Assicurarsi di aver compreso bene ed applicato tutte le
condizioni specifi che di utilizzo descritte nel paragrafo
"CONDIZIONI SPECIALI PER L'USO IN SICUREZZA".
Applicazioni gas e polveri
Classifi cazione:
II 3G Ex nA IIC T4 Gc IP54 X o IP65 X
II 3D Ex tc IIIA o IIIB T85°C Dc IP54 X o
Ex tc IIIC T85°C Dc IP65 X
Gas applications
Classifi cation:
II 3G Ex nA IIC T4 Gc IP54 X
Signifi cato della lettera X: Consultare le condizioni spe-
ciali per l'uso in sicurezza.
CONDIZIONI SPECIALI PER L'USO IN SICUREZZA:
Applicazioni gas e polveri
L'apparecchio deve essere installato in cabine con
grado di protezione IP65 o IP54 in conformità agli stan-
dard EN 60079-0, EN 60079-7 e EN 60079-31.
Gas applications
L'apparecchio deve essere installato in cabine
con grado di protezione IP54 e in conformità agli
standard EN 60079-0 e EN 60079-7.
I componenti ASCO Numatics devono essere usati rispet-
tando le caratteristiche tecniche specifi cate sulla targhetta
o nella documentazione.
La temperatura interna del quadro non deve superare la
temperatura minima di -10°C e massima di +50°C. Esso va
progettato per resistere all'intera escursione di temperatura
ambiente, oltre che al consumo energetico totale di tutte
le apparecchiature elettriche installate.
Non smontare nessun componente del dispositivo tranne
quando si sostituiscono i pezzi di ricambio. È autorizzata
solo la sostituzione con identiche parti di ricambio ATEX.
In caso contrario, la garanzia del produttore non avrà al-
cun valore.
Quando si installa il dispositivo nel quadro, si devono
soddisfare le specifi che delle norme IP54 o IP65. Tutti i
fi ssaggi e le connessioni elettriche e pneumatiche esterne
devono essere sigillate secondo il codice IP rilevante.
Non rimuovere gli spinotti dalle prese di corrente
se si trovano sotto tensione
La calibrazione del conduttore di terra protettivo deve
essere uguale alla calibrazione minima del conduttore di
alimentazione. Assicurarsi che sia presente una connes-
sione a potenziale equivalente tramite un cavo sistemato
tra l'apparato e l'armadietto di controllo.
I collegamenti elettrici devono essere eseguiti da perso-
nale qualifi cato per garantire che non si possano stacca-
re o attorcigliare con facilità e che la pressione di contatto
dei collegamenti elettrici rimanga costante durante il nor-
male funzionamento.
Tutti i connettori degli spinotti devono essere dotati di
ATEX
meccanismi di bloccaggio o fascette di attrito secondo
la norma EN 60079-15
Il voltaggio massimo di alimentazione non deve supera-
re i 26.4 VDC.
Si deve applicare una protezione della limitazione
della tensione di erogazione al 140% della tensione
nominale.
Non superare il numero massimo di elettrovalvole
pilota autorizzato per le confi gurazioni (Vedere la
TABLE 1).
Rischio potenziale di carica elettrostatica:
E' necessario adottare delle precauzioni per proteggere
contro gli effetti di correnti circolanti generate da campi
magnetici diffusi.
Evitare qualsiasi accumulo di cariche elettrostatiche
nell'apparecchio.
Impiegare tubi di raccordo anti-statici.
Impiegare accoppiamenti metallici di tipo 'quick-fi t'.
Prevenire qualsiasi fl usso d'aria nell'unità.
La protezione per le vibrazioni deve soddisfare la nor-
ma EN 60068-2-6:
0,15 mm a 10...60 Hz; accelerazione di 2 g a 60...500 Hz
Quando si utilizzano elementi di sostituzione:
- Utilizzare solo parti di ricambio munite di codici ATEX.
- Osservare strettamente le regole di smontaggio e ri-
montaggio, quali descritte nella scheda di istruzioni.
- Elettronica 580: Dopo il montaggio dell'elemento di
sostituzione, eseguire un test di continuità della mas-
sa, quale descritto nella scheda di istruzioni del 580
ATEX.
L'aggiunta di un accoppiamento di tipo 'quick-fi t' deve
anche essere l'oggetto di un test di continuità della
connessione alla massa.
Attenzione: la mancanza dell'osservanza di questa pro-
cedura di sostituzione renderà non valido l'intero certi-
fi cato del completo apparato.
CONNESSIONE
• Connettere tutte le aperture in contatto del fl uido.
• Pulire i tubi previsti per la ricezione del componente.
• Assicurarsi di connettere le tubazioni alle aperture
corrette. 1 pressione / 2.4: applicazioni / 3.5: scarichi.
Rispettare la direzione della portata del fl uido.
• Utilizzare soltanto le possibilità di raccordo descritte.
• Assicurarsi che nessun corpo estraneo penetri nel
circuito, specie quando si sigilla il raccordo.
• Rispettare i raggi di curvatura autorizzati per le tu-
bazioni e non ostruire le aperture di circolazione del
fl uido.
• Le tubazioni di raccordo e i vari elementi non devono
indurre alcuno sforzo, coppia o costrizione sul prodot-
to.
• Utilizzare utensili appropriati e posizionare le chiavi il
più vicino possibile al punto di raccordo.
• Rispettare la coppia preconizzata per il serraggio dei
raccordi delle tubazioni.
• I raccordi devono essere duraturi.
FUNZIONAMENTO
Allo scopo di prevenire danni ai materiali o lesioni alle
persone, non toccare la valvola pilota. Nelle normali
condizioni di funzionamento potrebbe divenire mol-
to calda. Se di facile accesso, la valvola pilota deve
essere protetta da un dispositivo specifi co per evitare
qualsiasi contatto accidentale.
24
q
BESCHRIJVING
Fundamentele gezondheidsvoorschriften en veilig-
heidseisen:
Het apparaat is ontworpen volgens de ATEX-richtlijn en
de normen EN 60079-0, EN 60079-15, EN 60079-31 en
EN 13463-1.
Dit apparaat is ontworpen voor installatie in een potentieel
explosieve atmosfeer, veroorzaakt door gassen, dampen
of mist van groep II (categorie 3G) en stof (categorie 3D).
Zie, bij bediening met een elektronische besturing, het
specifi eke instructie-, installatie- en onderhoudsblad voor
G3 of 580 ATEX-elektronica. Of raadpleeg het specifi eke
instructie-, installatie- en onderhoudsblad voor 599 ATEX
elektrische voeding.
Verzeker u ervan dat u alle specifi eke gebruiksvoorwaar-
den beschreven in de sectie "SPECIALE VOORWAAR-
DEN VOOR VEILIG GEBRUIK" BEGRIJPT.
Gas- en stoftoepassingen
Classifi catie:
II 3G Ex nA IIC T4 Gc IP54 X of IP65 X
II 3D Ex tc IIIA of IIIB T85°C Dc IP54 X of
Ex tc IIIC T85°C Dc IP65 X
Gastoepassingen
Classifi catie:
II 3G Ex nA IIC T4 Gc IP54 X
Betekenis van de letter X: Zie de speciale voorwaarden
voor veilig gebruik.
SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK:
Gas- en stoftoepassingen
Het apparaat moet geïnstalleerd worden in een
bedieningskast met een beschermingsgraad IP65 of
IP54 volgens de normen EN 60079-0, EN 60079-7 en
IT
EN 60079-31.
Gastoepassingen
Het apparaat moet worden geïnstalleerd in een
schakelkast met beschermingsgraad IP54 en in over-
eenstemming met norm EN 60079-0 en EN 60079-7.
ASCO Numatics-componenten mogen uitsluitend toegepast
worden binnen de op de naamplaat of in de documentatie
aangegeven technische specifi caties.
De interne temperatuur van de kast mag de minimum
temperatuur van -10°C en de maximum temperatuur van
+50°C niet overschrijden. De kast dient zo te worden ge-
construeerd dat deze bestand is tegen het volledige bereik
van de omgevingstemperatuur, evenals tegen het totale
energieverbruik van alle geïnstalleerde elektrische appa-
ratuur.
Demonteer geen onderdelen van het apparaat, behalve
bij het vervangen van reserveonderdelen. Het mag alleen
worden vervangen door identieke vervangende ATEX-
onderdelen. Anders is de garantie van de fabrikant niet
langer geldig.
Aan de specifi caties van IP54 of IP65 moet worden voldaan
wanneer het apparaat in de kast wordt geïnstalleerd. Alle
bevestigingen en externe elektrische en pneumatische aan-
sluitingen dienen te worden afgedicht volgens de relevante
IP-code.
Verwijder geen stekers uit lasuiteinden wanneer
de elektriciteit is ingeschakeld
Het vermogen van de beschermende aardleiding moet
gelijk zijn aan het minimum vermogen van de voedings-
leiding. Zorg ervoor dat er een equipotentiale verbinding
is tussen het apparaat en de schakelkast via een kabel.
Elektrische aansluitingen moeten door gekwalifi ceerd per-
soneel worden vastgezet om te waarborgen dat ze niet
gemakkelijk kunnen losraken of gedraaid raken en dat de
contactdruk van de elektrische aansluitingen constant blijft
513178-001
ATEX
tijdens de normale werking.
Alle stekeraansluitingen moeten worden voorzien van re-
tentiemechanismen of frictiehouders volgens EN 60079-15.
Max. voedingsspanning mag 26,4 VDC niet overschrij-
den.
Er dient bescherming te worden toegepast om de
voedingsspanning te beperken tot 140% van de
nominale spanning.
Het maximum aantal stuurmagneetafsluiters dat toege-
staan is voor de confi guraties mag niet worden over-
schreven (zie TABLE 1).
Potentieel gevaar voor elektrostatische lading:
Er dienen veiligheidsmaatregelen te worden genomen
tegen de effecten van circulerende stroom, gegenereerd
door losse magnetische velden.
Voorkom opbouw van elektrostatische lading in het apparaat.
Maak gebruik van anti-statische verbindingsbuizen.
Maak gebruik van metalen snelkoppelingen.
Voorkom iedere verplaatsing van lucht in de eenheid.
Bescherming tegen trillingen moet voldoen aan EN
60068-2-6:
0,15 mm bij 10..60 Hz ; acceleratie van 2 g bij 60..500 Hz
Als u gebruik maakt van vervangende onderde-
len:
- Gebruik alleen reserveonderdelen met ATEX-codes.
- Neem aanwijzingen in het instructieblad voor demon-
tage en montage strikt in acht.
- 580 Elektronica: Voer, na montage van het vervan-
gende product, een massacontinuïteitstest uit zoals
beschreven in het instructieblad voor 580 ATEX.
De toevoeging van een snelkoppeling moet ook wor-
den onderworpen aan een massacontinuïteitstest.
Let op: als u deze vervangingsprocedure niet in acht
neemt komt het hele certifi caat voor het complete ap-
paraat te vervallen.
AANSLUITING
• Sluit alle openingen aan die in contact komen met de
vloeistof.
• Reinig de pijpen die bedoeld zijn om de component te
ontvangen.
• Zorg ervoor dat de pijpen worden aangesloten op
de juiste openingen: 1 druk/2.4: toepassingen/3.5:
uitlaten.
Neem de stroomrichting van de vloeistof in acht.
• Maak alleen gebruik van de beschreven aansluitmo-
gelijkheden.
• Zorg ervoor dat er geen vreemde stoffen in het circuit
kunnen komen, met name bij het afdichten van de
aansluiting.
• Neem de radiussen van de kromming in acht die
wordt bepaald door de pijpen, beperk de circulatie-
openingen van de vloeistof niet.
• De verbindingsbuizen en elementen mogen geen
belasting, torsie of belemmering uitoefenen op het
product.
• Gebruik geschikt gereedschap en plaats de moersleu-
tels zo dicht mogelijk bij het aansluitpunt.
• Neem het aanbevolen aandraaimoment in acht bij het
aandraaien van de pijpaansluitingen.
• De aansluitingen moeten duurzaam zijn.
WERKING
Voorkom materiële schade of lichamelijk letsel door de
stuurklep niet aan te raken. Ook bij normaal gebruik
kan deze heet worden. Als de stuurklep gemakkelijk
toegankelijk is, moet de installateur een beveiligings-
inrichting voorzien om ongewenst contact te vermijden.
25
q
NL
513178-001