NL
zelfs sterfgevallen kan leiden. Neem het vol-
gende in acht:
■
Rook nooit, terwijl u met benzine werkt.
■
Werk uitsluitend in de buitenlucht met
benzine en nooit in afgesloten ruimten.
■
Neem beslist altijd de volgende gedrags-
regels in acht.
■
Transporteer en bewaar benzine en olie uit-
sluitend op in goedgekeurde voorraadvaten.
Zorg ervoor dat de opgeslagen benzine en
olie niet toegankelijk zijn voor kinderen.
■
Zorg ervoor, om bodemvervuiling (milieube-
scherming) te vermijden, dat bij het tanken
geen benzine en geen olie in de aarde te-
rechtkomt. Gebruik bij het tanken een trech-
ter.
■
Tank het apparaat nooit af in gesloten ruim-
ten. Op de vloer kunnen zich benzinedampen
verzamelen waardoor het tot een explosieve
verbranding of zelfs explosie kan komen.
■
Veeg gemorste benzine altijd onmiddellijk op
van het apparaat of de vloer. Laat de doeken
waarmee u benzine afgeveegd heeft, op een
goed geventileerde plaats drogen voordat u
deze weggooit. Anders kan spontane zelfont-
branding optreden.
■
Bij het morsen van benzine ontstaan benzin-
edampen. Start de motor daarom niet op de-
zelfde plaats, maar op minstens 3 m afstand.
■
Vermijd huidcontact met producten van mine-
rale oliën. Adem geen benzinedampen in.
Draag altijd veiligheidshandschoenen om
brandstof bij te vullen. Vervang en reinig de
beschermende kleding regelmatig.
■
Let erop dat uw kleding niet in contact komt
met benzine. Vervang uw kleding onmiddel-
lijk wanneer benzine op uw kleding terecht-
gekomen is.
■
Tank het apparaat nooit af, bij draaiende of
hete motor.
4 INGEBRUIKNAME
OPMERKING Voor ingebruikname:
■
altijd een visuele controle uitvoeren. Met los-
zittende, beschadigde of versleten bedrijfs-
en/of bevestingsonderdelen mag de motor
niet worden gebruikt.
■
Vul de motor beslist met motorolie.
32
4.1
De algehele motorconditie controleren
1. Controleer de motor op:
■
Aanwijzingen voor olie- of benzinelekk-
ages op de buiten- en onderkant van de
motor.
■
Overmatig vuil of vreemde voorwerpen
■
Zichtbare beschadigingen
■
Stevige bevestiging van alle bouten en
moeren
■
Stevige bevestiging en aanwezigheid van
afschermingen en afdekkingen
■
Beschadiging en vervuiling van het lucht-
filter
■
Brandstofpeil
■
Motoroliepeil
2. Verhelp vastgestelde gebreken voor inge-
bruikname.
4.2
Vullen met gebruiksvloeistoffen
WAARSCHUWING! Brand- en explosie-
gevaar. Benzine en olie zijn zeer gemakkelijk
ontvlambaar. Een brand kan dodelijk letsel tot ge-
volg hebben.
■
Vul de motor uitsluitend in de vrije buitenlucht
met benzine en olie, uit de buurt van open
vuur of warmtebronnen.
■
Vervang de tank of tankdop onmiddellijk wan-
neer deze beschadigd is/zijn.
■
Tankdop altijd stevig sluiten.
■
Wanneer er benzine is uitgelopen:
■
De motor niet starten.
■
Startpogingen voorkomen.
■
Reinig de grasmaaimachine en de motor.
■
Gemorste brandstof kan op kunststofon-
derdelen tot beschadigingen leiden: Veeg
de brandstof meteen weg. De garantie
dekt geen schade, die is veroorzaakt
door op de kunststofonderdelen gemors-
te brandstof.
4.2.1
Oliepeil controleren (03, 10)
LET OP! Gevaar voor beschadiging van de
motor. Laag oliepeil kan motorschade veroorza-
ken.
■
Controleer regelmatig het oliepeil.
■
Vul olie bij wanneer het oliepeil laag is.
Ingebruikname
Tech 140 | Tech 160