NL
Deze fouten wijken qua vorm en oorsprong niet af van die, welke
ontstaan bij handmatig booglassen met beklede elektroden. Het
verschil tussen deze twee technologieen ligt eerder in het aantal
fouten: bijvoorbeeld poreusheid komt vaker voor bij MIG lassen,
FOUT
ONGELIJK OPPERVLAK
BOVENMATIGE DIKTE
ONVOLDOENDE METAAL
GEOXIDEERDE LASRUPS
ONVOLDOENDE PENETRATIE
OVERMATIGE PENETRATIE
KOUDE VERBINDING/TE WEINIG
SMELTING
GLEUFVORMING
9.0
ALGEMEEN ONDERHOUD
HAAL DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT VÓÓR HET
UITVOEREN VAN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN.
Verwijder iedere 5 a 6 maanden het stof van de binnenkant van
het lasapparaat met een stroom droge perslucht. (na het verwijde-
ren van de zijpanelen)
WEES UITERMATE OPLETTEND, OM TE VOORKOMEN DAT
U DE BRANDER VERBUIGT, WAARDOOR HIJ BESCHADIGD
EN VERSTOPT KAN RAKEN. VERPLAATS DE GENERATOR
NOOIT DOOR AAN DE LASBRANDER TE TREKKEN.
CONTROLEER REGELMATIG DE STAAT VAN DE BRANDER,
AANGEZIEN DIE HET MEEST BLOOTGESTELD IS AAN SLI-
JTAGE.
ALGEMEEN ONDERHOUD
UITERLIJK
OORZAAK EN OPLOSSING
- Onvoldoende voorbereiding
- Leg de kanten precies op elkaar en houd ze vast tijdens het puntlassen
- Nul spanning of te lage lassnelheid.
- Onjuiste hoek van de brander.
- Te grote draaddiameter.
- Te hoge lassnelheid.
- Te lage lasspanning voor het laswerk.
- Bij gebruik van een lange boog in de gleuf lassen.
- Stel de spanning in
- Draad is verbogen of steekt te ver uit het draadgeleidingsbuisje.
- Onjuiste aanvoersnelheid van de draad.
- Onjuiste hoek van de brander.
- Onjuiste of niet voldoende afstand.
- Versleten draadgeleidingsbuisje.
- Te lage aanvoersnelheid van de draad bij de gebruikte spanning of de lassnel-
heid.
- Te hoge aanvoersnelheid van de draad.
- Onjuiste hoek van de brander.
- Te grote afstand.
- Te korte afstand.
- De lasplek ruw bewerken of slijpen, vervolgens opnieuw lassen.
- Te hoge lassnelheid. (Deze fout kan de lasser in één oogopslag herkennen en
direct herstellen)
terwijl insluitingen van lasslak alleen voorkomen bij het lassen
met een beklede elektrode.
De oorzaken en het voorkomen van deze fouten zijn ook heel erg
verschillend. De onderstaande tabel laat verschillende fouten
zien.
9.1
ONDERHOUD VAN DE BRANDER:
1. GASMONDSTUKJE (6): gebruik regelmatig lasspray en verwij-
der restanten uit de binnenkant van het gasmondstukje.
Vervangen van het gasmondstukje :
- Draai het gasmondstukje naar rechts, zodat U hem kunt
afkoppelen.
- Breng een nieuw gasmondstukje aan.
8 NL