- Gebruiksklare kits voor opslag dienen conform de in het lokale protocol
vastgelegde tussenpozen te worden gecontroleerd op functionaliteit/volledigheid.
- Voer vóór gebruik op de patiënt een korte werkingstest uit, zoals beschreven
in hoofdstuk 9.
- Als er een extern apparaat op het beademingsapparaat wordt aangesloten, moet
u zorgen dat u de functionaliteit test en dat u de gebruiksaanwijzing leest die met
het externe apparaat is meegeleverd.
Patiëntgebruik
- Maak de mond en luchtwegen van de patiënt via aanbevolen technieken vrij.
Gebruik aanbevolen technieken om de patiënt in een correcte positie te brengen,
zodat de luchtwegen geopend worden, en om het masker stevig tegen het gezicht
te houden. (2.1)
- Schuif uw hand (Adult-type) of ring- en middelvinger (Paediatric-type) onder de
draagband. De uitvoering voor zuigelingen heeft geen draagband. Beademing zon-
der gebruik van de draagband is mogelijk door de ballon te draaien. (2.2)
- Beadem de patiënt. Observeer tijdens insufflatie het omhoogkomen van de borstkas
van de patiënt. Laat de ballon abrupt los en luister naar de expiratoire stroom uit de
patiëntklep en observeer het dalen van de borstkas.
- Bij aanhoudende weerstand tegen insufflatie dient u de luchtwegen te controleren
op obstructies of de achterwaarts gekantelde positie van het hoofd te corrigeren.
- Braakt de patiënt tijdens maskerbeademing, maak dan de luchtwegen van de pati-
ent onmiddellijk vrij en knijp de ballon enkele malen los van de patiënt in, voordat u
de beademing hervat.
- De patiëntklep kan worden gedemonteerd en gereinigd als de luchtstroom door
een grote hoeveelheid braaksel wordt geblokkeerd. Raadpleeg voor details het
hoofdstuk over reiniging in deze handleiding.
5.2 Drukmeterpoort
WAARSCHUWING
Alleen gebruiken om de druk te bewaken. Plaats de dop altijd op de connector
wanneer de druk niet wordt bewaakt.
136
Een drukmeter kan worden aangesloten op de drukmeterpoort boven aan de pati-
entklep. (Dit geldt alleen voor het type met drukmeterpoort).
Verwijder de dop (3.1) en sluit de drukmeter of de slang van de drukmeter aan (3.2).
5.3 Drukbegrenzingssysteem
WAARSCHUWING
De drukbegrenzingsklep (indien aanwezig) nooit uitschakelen, tenzij de noodzaak
hiervan tijdens een professionele medische beoordeling is vastgesteld. Hoge
beademingsdrukniveaus kunnen bij bepaalde patiënten een longruptuur veroorza-
ken. Indien de drukbegrenzingsklep wordt uitgeschakeld bij patiënten met een
lichaamsgewicht lager dan 10 kg (22 lbs), moet de beademingsdruk met een druk-
meter worden bewaakt om het risico van een longruptuur te voorkomen.
Indien het beademingsapparaat is uitgerust met een drukbegrenzingsklep, is de
klep ingesteld om open te gaan bij 40 cmH
Indien op grond van een professionele medische beoordeling een druk hoger dan
40 cmH
O vereist is, kan de drukbegrenzingsklep worden uitgeschakeld door de uit-
2
schakeldop op de klep te drukken (4.2). De drukbegrenzingsklep kan ook worden
uitgeschakeld door uw wijsvinger op de blauwe knop te plaatsen terwijl u in de bal-
lon knijpt.
6. Toediening van zuurstof
Dien zuurstof toe conform de medische indicatie.
Voorbeelden van O
-percentages die met verschillende volumes en frequenties ver-
2
kregen kunnen worden, zijn opgenomen in . Adult (5.1), Paediatric (5.2), Infant (5.3).
VT: beademingsvolume, f: frequentie
O (4,0 kPa) (4.1).
2