3447
6
STORINGEN EN HET OPHEFFEN DAARVAN
Alvorens een storing op te heffen in ieder geval het apparaat van de luchttoevoerslang verwijderen!
Bij het aansluiten mogen er geen bevestigingsmiddelen in het apparaat zijn.
STORING
Perslucht ontwijkt de
uitlaatopening:
De slag wordt niet in
werking gebracht.
Loze slagen of
golfkrammen
worden niet helemaal
ingeslagen.
Het apparaat werkt te
langzaam.
Set slijtagedelen
Bij reparatie of verwisselen van onderdelen moet op het cylinderloopvlak en op alle kontraloopvlakken van
O-ringen speciaal vet (bestel nr. 68 3868) opgebracht worden.
MOGELIJKE OORZAAK
O-rings (55 103, 55 104, 55 107, 55 109)
beschadigd of van buitenaf vervuild.
De bedieningselementen lopen zwaar,
nadat het apparaat lange tijd niet
gebruikt is.
Slagpen door golfkram vastgelopen.
Apparaat blaast sterk met slagpen in
onderste stand. O-ring (50 001), buffer
(55 117) steunring (55 112) beschadigd.
Geen terugslag.
Apparaat zonder voldoende smering.
Druk te laag.
Het apparaat springt.
De luchttoevoerslang is te lang.
De doorlaat van de toevoerleiding
of de onderhoudsunit is te klein
(drukvermindering).
Slagpen (50 000) beschadigd.
Slagpenkop versleten.
O-ring (55 103, 55 104, 55 107, 55 109) of
ventielschuif (55 108) zonder smering.
Veiligheidsbeugel (55 006) of
inschakelbeveiliging (30 003) loopt te
zwaar en is vastgeraakt.
Bestel nr. 73 0154
REPARTIE
O-ringen schoonmaken of vervangen.
Druk verhogen en enkele proefslagen
uitvoeren. Vervolgens direkt de druk
reduceren.
Magazijn openen en leeg maken.
Cilinderschroeven (30 004, 30 006)
los draaien, voorste geleidingsplaat
(30 002) verwijderen, trekkerbeveiliging
(30 003) er uit nemen en
vastgelopen golfkram verwijderen.
Trekkerbeveiliging dusdanig monteren,
dat de schuine kant bij het bovenste
gedeelte in de beveiligingsbeugel
(55 006) valt. Na montage van de
geleidingsplaat controleren, of de
trekkerbeveiliging licht loopt.
Defekte delen verwisselen.
Binnendelen schoon maken,
kontraloopvlakken van de O-ringen en
loopvlakken van de cylinder invetten.
Olievernevelaar controleren.
De juiste druk instellen (min. 6 atm./
0,6 MPa).
Het apparaat vaster op het werkstuk
zetten.
Oorzaak opsporen en euvel verhelpen.
Slagpen vervangen. Tegelijkertijd de
buffer (55 117) op slijtageverschijnselen
controleren.
De kop van de slagpen vlakslijpen.
Defekt onderdeel vervangen en op
de kontraloopvlakken speciaal vet
opbrengen.
Het lichte lopen opnieuw tot stand
brengen.
Nederlands I 11
KMR