5379 2_Bedien.Bremsentlüftungsgerät_Bedien.9890 504 Mini A5.qxd 18.12.2013 09:08 Seite 13
4. Bij een lopende pomp de adapter afkoppelen en het apparaat meteen uitschakelen (netschakelaar 5 op
stand <<UIT>>).
5. Het apparaat is nu gebruiksklaar, ook wanneer de manometer 0 bar aangeeft. De drukkant van het apparaat
is nu zonder blaasjes.
Adapter monteren
Schroef de bijgevoegde adapter op de schroefdraad
(D 43mm) van de remvloeistofhouder, resp. monteer
deze op de telkens passende adapter (zie de adapterlijst)
volgens de instructie op de remvloeistofhouder.
Werkaanwijzing
De veiligheidsaanwijzing in de paragraaf `Voor uw veiligheid` moeten strikt in acht worden genomen.
Let voor het begin van het werken op de aanwijzingen van de autoproducent over de maximale vuldruk
en de bijzondere werkaanwijzingen.
Met het oog op werken is de drukregelaar op een werkdruk van 2 bar ingesteld. Daardoor is gewaarborgd, dat
het compensatie-resevoir niet vervormd en zullen hierdoor geen gaten aan de secondaire manchet optreden.
Een ontluchtings- resp. remvloeistofwissel met een lagere of hogere werkdruk is instelbaar.
Werkstappen
1. De vulslang 1 aan de reeds aangekoppelde adapter plaatsen.
2. Netschakelaar 5 op stand <<AAN>>.
3. Startknop indrukken (de pomp loopt, in het begin wat luid, aangezien er nog geen vloeistof opgeëst wordt.
Later gaat dit geluid over in een aangenaam brommen).
4. De pomp bouwt zijn gebruiksdruk (max. 3,5 bar) op. Deze kan met een drukregelaar 3 door het eruittrekken
van de regelklep en draaien op de gewenste werkdruk (aanbeveling: 2 bar) worden ingesteld.
Ontluchtingsproces
6. Ontlucht u nu de rij na de remmen, beginnend van achteren rechts en eindigend aan de voorste linker rem.
Open het ventiel aan de desbetreffende wielremcylinder. Vang de oude remvloeistof met een opvangfles op.
Zodra de nieuwe, zonder blaasjes remvloeistof op het aflaatgat optreedt, kan het ventiel weer worden
gesloten.
Principieel geldt voor elk autotype die door de producent voorgeschrevene aanwijzingen en richtlijnen
ter ontluchting van de remsystemen.
7. Aansluitend het apparaat uitschakelen (netschakelaar 5 op stand <<UIT>>).
8. Opmerking: normaal gesproken bouwt het apparaat de aanwezige druk af. Maar wanneer tijdens het
vullingsproces de druk naar beneden wordt gereguleerd, blijft de druk bestaan. Hij valt dus niet terug tot
op
0. De drukregelaar moet ontlast worden.
Draai daartoe na het uitschakelen de drukregelaar naar rechts, tot het ontlastingspunt bereikt is. De
werkdruk valt op 0 terug.
9. Nu kan de drukloze vulslang 1 van de adapter worden losgekoppelt (geen druk, geen
verspuiten).
10. De remvloeistofhouder is nu tot op de rand gevuld. Neem met de daarvoor bedoelde pipet
zoveel remvloeistof tot de toegestane vulstand in de remvloeistofhouder is bereikt (zie
plaatje).
11. De adapter demonteren en de remvloeistofhouder sluiten.
Belangrijk!!
Principieel geldt voor elk autotype de door de producent voorgeschrevene
aanwijzingen en richtlijnen ter ontluchting van de remsystemen.
Onderhoud en verzorging
- Voor elk gebruik aan het apparaat de stekker uit het stopcontact trekken.
- Het apparaat steeds schoon houden.
- Het apparaat nooit met een dampstraler reinigen.