Werkzaamheden met laserontvanger (toebeho-
ren) (zie afbeelding A)
Bij ongunstige lichtomstandigheden (omgeving met
veel licht, fel zonlicht) en op grote afstanden gebruikt
u de laserontvanger om de laserstraal beter te kunnen
vinden 27.
LM800DP: Kies bij werkzaamheden met de laseront-
vanger de rotatiefunctie met de hoogste rotatiesnel-
heid.
Lees voor de werkzaamheden met de laserontvanger
de bijbehorende gebruiksaanwijzing en neem de voor-
schriften in acht.
Werkzaamheden met de afstandsbediening
(toebehoren)
Bij het indrukken van de bedieningstoetsen kan het
meetgereedschap uit de nivellering worden gebracht,
zodat de rotatie gedurende korte tijd stopt. Door het
gebruik van de afstandsbediening 30 wordt dit effect
voorkomen.
De ontvangstlenzen 6 voor de afstandsbediening
bevinden zich onder de toetsen en aan beide zijden
van het meetgereedschap.
Zie voor werkzaamheden met de afstandsbediening
30 „Afstandsbediening", pagina 96.
Werkzaamheden met het statief (toebehoren)
Het meetgereedschap beschikt over een 5/8"-statief-
opname 5 voor horizontaal en verticaal gebruik. Plaats
het meetgereedschap met de statiefopname 5 op de
5/8"-schroefdraad van het statief en schroef het met
de vastzetschroef van het statief vast.
Stel het statief grof af voordat u het meetgereedschap
inschakelt.
Werkzaamheden met muurhouder en richteen-
heid (toebehoren) (zie afbeelding B)
U kunt het meetgereedschap ook op de wandhouder
met richteenheid 29 monteren. Draai daarvoor de
5/8"-schroef van de muurhouder in een van de statief-
opnamen 5 van het meetgereedschap.
Montage op een muur: Montage op een muur wordt
geadviseerd bijvoorbeeld bij werkzaamheden boven
de uittrekhoogte van het statief of bij werkzaamheden
op een instabiele ondergrond en zonder statief.
Bevestig daarvoor de muurhouder 29 met gemon-
teerd meetgereedschap zo verticaal mogelijk tegen
een muur.
Montage op een statief: U kunt de muurhouder 29 ook
met de statiefopname aan de achterkant op een sta-
tief schroeven. Deze bevestiging wordt in het bijzon-
der geadviseerd bij werkzaamheden waarbij het
rotatievlak op een referentielijn moet worden gericht.
Met de richteenheid kunt u het gemonteerde meetge-
reedschap verticaal (bij montage op de muur) of hori-
zontaal (bij montage op een statief) over een afstand
van ca. 15 cm verschuiven.
94 | Nederlands
Werkzaamheden met het laserdoelpaneel (toe-
behoren)
Met het laserdoelpaneel 28 kunt u de lasermarkering
op de vloer resp. de laserhoogte op een muur over-
brengen. Dankzij de magneethouder kunt u het laser-
doelpaneel ook aan plafondconstructies bevestigen.
Met het nulveld en de schaalverdeling kunt u de ver-
plaatsing ten opzichte van de gewenste hoogte meten
en op een andere plaats aantekenen. Daarmee vervalt
het nauwkeurig instellen van het meetgereedschap op
de over te brengen hoogte.
Het laserdoelpaneel 28 heeft een reflecterende laag
die de zichtbaarheid van de laserstraal op een grote
afstand resp. bij fel zonlicht verbetert. De helderheids-
versterking is alleen zichtbaar als u parallel aan de
laserstraal op het laserdoelpaneel kijkt.
Toepassingsvoorbeelden
Referentiehoogte instellen
Markeer aan het begin van uw werkzaamheden op
een indien mogelijk grote afstand een referentie-
hoogte op een stabiel oppervlak (zoals een boom of
gebouw), waarmee u kunt vergelijken.
Controleer tijdens de werkzaamheden de werkhoogte
regelmatig om er zeker van te zijn dat deze ten
opzichte van de referentiehoogte niet veranderd is.
Hoogten overbrengen en controleren
Plaats het meetgereedschap in de horizontale stand
op een stevige ondergrond of monteer het op een sta-
tief (toebehoren).
Werkzaamheden met instelbaar statief: Stel de laser-
straal op de gewenste hoogte af. Breng de hoogte op
de bestemmingsplaats over of controleer de hoogte.
Werkzaamheden zonder statief: Bepaal het hoogte-
verschil tussen laserstraal en hoogte op het referentie-
punt met behulp van het laserdoelpaneel 28. Breng
het gemeten hoogteverschil op de bestemmings-
plaats over of controleer het gemeten hoogteverschil.
Loodlijn of verticaal vlak aangeven (LM800DP)
Voor het aangeven van een loodlijn of een verticaal
vlak stelt u het meetgereedschap in de verticale stand
op. Als het verticale vlak in een rechte hoek met een
referentielijn (bijvoorbeeld een muur) moet verlopen,
stelt u de loodstraal 19 op deze referentielijn af.
De loodlijn wordt door de variabele laserstraal 12 aan-
gegeven.
2 610 A15 117 • 12.8.09