Leeftijd operator
Laat kinderen onder de 18 jaar geen
aangedreven apparaten voor buitenshuis
bedienen.
Plaatselijke bepalingen kunnen de leeftijd
van de operator voorschrijven.
Uit onderzoek blijkt dat operators van
60 jaar en ouder relatief vaker
verwondingen oplopen door
grasmaaimachines.
Deze operators dienen te beoordelen of
ze de maaimachine veilig kunnen bedienen,
om te voorkomen dat ze zichzelf of anderen
ernstig letsel toebrengen.
Kinderen
Er kunnen tragische ongevallen optreden
als de operator niet alert is op de
aanwezigheid van kinderen. Kinderen
worden vaak aangetrokken tot de machine
en het maaiwerk. Neem NOOIT aan dat
kinderen blijven waar u ze het laatst hebt
gezien.
Wees waakzaam en schakel de machine
uit als er een kind binnen het bereik ervan
komt.
Kijk voor en tijdens het achteruit rijden
achterom en omlaag en let op kleine
kinderen.
Vervoer NOOIT kinderen, ook niet met
het/de maaimes(sen) uitgeschakeld.
Kinderen kunnen van de machine vallen
en ernstig gewond raken of het veilige
gebruik van de machine verstoren. Kinderen
die eerder hebben meegereden kunnen
opeens op het werkterrein opduiken voor
nog een ritje en kunnen, vooruit of achteruit,
worden overreden door de machine.
Laat de machine NOOIT gebruiken door
kinderen.
Wees extra voorzichtig wanneer u blinde
hoeken, struiken, bomen of andere objecten
nadert die uw zicht op een kind kunnen
belemmeren.
Houd kinderen uit de buurt van het
werkterrein en zorg dat er naast de operator
nog volwassen toezicht is.
Persoonlijke bescherming
Draag GEEN loszittende kleren of sieraden
die door draaiende onderdelen kunnen
worden gegrepen en bind lang haar op.
Draag geschikte bovenkleding.
Draag NOOIT open sandalen of
canvasschoenen wanneer u de machine
gebruikt. Draag een afdoende
veiligheidsuitrusting, handschoenen
en schoeisel.
Draag goed schoeisel om een stevige steun
op gladde oppervlakken te hebben.
Draag tijdens het gebruik ALTIJD afdoende
oogbescherming en gehoorbescherming.
Voor het gebruik
Zorg dat alle moeren en bouten goed zijn
vastgedraaid en dat de machine in veilige
staat verkeert.
Onderhoud de machine volgens het
onderhoudsschema.
Verwijder gras en vuil van de machine,
vooral rond de uitlaatdemper en de motor
om brandgevaar te voorkomen.
Controleer de parkeerremwerking
regelmatig. Voer waar nodig afstellingen
en onderhoud uit.
Inspecteer de machine voor elk gebruik op:
ontbrekende of beschadigde stickers en
beschermkappen, een juiste werking van
het veiligheidsvergrendelingssysteem en
defecten aan grasvangers. Vervang of
repareer zo nodig onderdelen.
Controleer of het veiligheidsvergrendelings-
systeem goed werkt. Gebruik de machine
NIET als de veiligheidsvergrendeling
beschadigd of uitgeschakeld is.
Start en gebruik de machine alleen
met de operator op zijn plaats op de stoel.
Bij het starten van motor moeten de
bedieningshendels in neutraal staan,
moet de aftakas zijn losgekoppeld en
moet de parkeerrem aangetrokken zijn.
Manipuleer de bedoelde werking van een
veiligheidsvoorziening NOOIT en verminder
de geboden bescherming niet. Controleer
de juiste werking van veiligheids-
voorzieningen regelmatig.
Verwijder grasresten, bladeren en andere
resten uit de machine. Ruim gemorste olie
of brandstof op en gooi doordrenkt afval
weg.
Bediening
Zorg dat er, vóór het gebruik, geen
omstanders in de buurt zijn. Stop de
machine als er iemand in de buurt komt.
Laat de machine NOOIT werken in een
gesloten of slecht geventileerde ruimte.
NL - 7