○ Zoals u kunt zien op Afb. 5, dient u de bladhouder en de
omliggende onderdelen regelmatig te smeren met een
daartoe geschikt middel.
○ Als u het gereedschap blijft gebruiken zonder de plek
waar het zaagblad zit schoon te maken of te smeren,
is het mogelijk dat de hendel vanwege het opgehoopte
zaagsel niet meer goed kan bewegen. In een dergelijk
geval dient u de meegeleverde rubberdop over de
hendel te trekken in de door de pijl op Afb. 5 aangegeven
richting en de rubberdop van de hendel te verwijderen.
Reinig vervolgens de binnenkant van de bladhouder
met perslucht of iets dergelijks en zorg vol voldoende
smering.
De rubberdop moet stevig op de hendel gedrukt worden.
Controleer hierbij of er geen speling zit tussen de
bladhouder en de rubberdop en of deze spoepel kan
bewegen in het hele traject waar het zaagblad normaal
gesproken zou bewegen.
○ Gebruik geen zaagblad waarban het gat gesleten is.
Hierdoor kan het zaagblad onverwacht los komen,
hetgeen kan leiden tot persoonlijk letsel.
14. Zorg er bij het instellen van de uitgangspositie voor dat
de schakelaar altijd uit staat en de accu is verwijderd om
enig ongeluk te voorkomen.
15. Zorg ervoor dat de batterij stevig geplaatst wordt. Indien
dit niet gebeurd, kan het voorkomen dat de accu eruit
valt en een ongeluk veroorzaakt.
16. Draag de machine niet met uw vinger aan de
trekkerschakelaar. Als de machine plotseling opstart,
kan dat leiden tot onverwacht letsel.
17. Let er op dat er in het gebruik geen zaagsel, grond,
vocht enz. de machine binnen kunnen komen via het
plunjerdeel. Als er zich daar zaagsel enz. opgehoopt
heeft, dient u de machine schoon te maken voor gebruik.
18. Druk tijdens gebruik de basis stevig tegen het werkstuk.
19. Kies een zaagblad met een geschikte lengte. Het
zaagblad moet in de meest ingetrokken stand van de
slag nog onder het te zagen materiaal uitsteken.
Als u een grote pijp, een groot stuk hout enz. moet zagen
die de maat van het zaagblad overschrijdt, dan bestaat
het gevaar dat het zaagblad beschadigd raakt door
contact met de binnenkant van de pijp of het hout enz.
(Afb. 8)
20. Oefen geen onredelijk grote kracht uit op het zaagblad
terwijl u aan het zagen bent. Hierdoor kan het zaagblad
gemakkelijk breken.
21. Het is mogelijk dat de motor soms vastloopt, afhankelijk
van de combinatie van het te zagen materiaal en het
gebruikte zaagblad. Wanneer de motor vastloopt, dient
u deze onmiddellijk uit te schakelen.
22. Zet uw werkstuk stevig vast voor u begint te zagen.
(Afb. 9)
23. Gebruik een geschikte machine-olie (turbine-olie enz.)
wanneer u metalen gaat zagen. Doe vet op het werkstuk
wanneer u geen vloeibare machine-olie kunt gebruiken.
De levensduur van het zaagblad zal drastisch bekort
worden als u geen machine-olie gebruikt.
24. Zaag langzamer wanneer u het materiaal in kleine
bochten moet zagen. Probeert u te snel te zagen, dan
kan het zaagblad breken.
25. Probeer niet middenin metaal te beginnen met zagen.
Hierdoor kan het zaagblad gemakkelijk beschadigen.
26. Druk de trekkerschakelaar niet in terwijl de tip van het
zaagblad tegen het te zagen materiaal aan zit. Hierdoor
kan het zaagblad tegen het materiaal aan stoten en
beschadigd raken.
27. U moet langzaam zagen en de behuizing stevig vast
houden. Als u onredelijk veel kracht uitoefent op het
zaagblad terwijl u aan het zagen bent, kan het zaagblad
gemakkelijk beschadigd raken.
28. Het gebruik van de batterij bij lage temperaturen (onder
nul) kan soms een zwakker aantrekkoppel en slechtere
werking van het gereedschap tot gevolg hebben. Dit is
slechts tijdelijk en de werking zal weer normaal zijn als
de batterij weer op normale temperatuur is.
29. Kijk niet direct in het licht van het lampje. Dit zou
oogletsel kunnen veroorzaken.
30. Het
niveau
waarschuwingslampje gaat branden varieert afhankelijk
van de omgevingstemperatuur, de eigenschappen
van de accu enz., en mag enkel als richtlijn worden
beschouwd.
31. Het accuniveau-waarschuwingslampje kan ook gaan
branden wanneer het elektrisch gereedschap overbelast
wordt. Dit betekent dan niet dat er onvoldoende
accuspanning is.
Controleer het accuniveau terwijl het gereedschap in
onbelaste toestand is.
OPMERKINGEN BIJ GEBRUIK
LITHIUM-ION BATTERIJ
De lithium-ion accu is voorzien van een beschermingsfunctie
die volledige ontlading van de accu voorkomt waardoor de
levensduur wordt verlengd.
In geval 1 t/m 3 hieronder kan de motor tijdens het gebruik
van het product tot stilstand komen, zelfs wanneer u de
schakelaar ingedrukt houdt. Dit geeft geen probleem
met het product aan maar wordt veroorzaakt door de
beschermingsfunctie.
1. De motor komt tot stilstand wanneer de accu leeg is.
De accu moet in dit geval onmiddellijk opgeladen worden.
2. De motor kan tot stilstand komen wanneer het
gereedschap overbelast wordt. Laat de schakelaar in
dit geval onmiddellijk los en verhelp de oorzaak van de
overbelasting. Wanneer u het probleem verholpen heeft
kunt u het gereedschap opnieuw gebruiken.
3. Wanneer de accu oververhit is door overbelasting, kan
het zijn dat de accu niet meer werkt.
In dit geval moet u de accu niet verder gebruiken, maar
deze eerst laten afkoelen. Wanneer u het probleem
verholpen heeft kunt u de accu opnieuw gebruiken.
Gelieve eveneens aandacht te schenken aan volgende
waarschuwing en aandachtspunt.
WAARSCHUWING
Om acculekken, het opwekken van warmte, rookontwikkeling,
explosie en ontsteking bijtijds te vermijden, moet u de
volgende voorzorgsmaatregelen nemen.
1. Zorg ervoor dat er zich geen spaanders en stof op de
accu ophopen.
○ Zorg er tijdens de werkzaamheden voor dat er geen
spaanders en stof op de accu kunnen vallen.
○ Zorg ervoor dat de spaanders en het stof die tijdens het
werk op het elektrisch gereedschap vallen zich niet op
de accu ophopen.
○ Bewaar een ongebruikte accu niet op een plaats waar
deze aan spaanders en stof wordt blootgesteld.
○ Verwijder alle spaanders en stof van een accu voordat
u hem opbergt en bewaar de accu niet op dezelfde plek
als metalen onderdelen (schroeven, spijkers, enz.).
2. Doorboor de accu niet met een scherp voorwerp, zoals
een nagel, klop er niet op met een hamer, stap niet op de
accu, gooi er niet mee en stel hem niet bloot aan zware
fysieke schokken.
3. Gebruik geen zichtbare beschadigde of vervormde
accu.
4. Gebruik de accu niet met een omgekeerde polariteit.
5. Sluit hem niet rechtstreeks aan op het stopcontact of op
de sigarettenaansteker in een auto.
6. Gebruik de accu niet voor andere doeleinden dan de in
deze gebruiksaanwijzing genoemde.
31
Nederlands
waarbij
het
accuniveau-