Inbedrijfstelling - Forch F40 Manual Del Usuario

Ocultar thumbs Ver también para F40:
Tabla de contenido

Publicidad

De booraandrijving wordt nauwkeurig geleid door de verstelbare zwaluwstaartgeleiding met slijtvaste
messing geleidestrips. Dit staat borg voor een soepele, gelijkmatige toevoer. De boortoevoer wordt hand-
matig uitgevoerd met behulp de bedieningshendels.
Gebruik van de magneetboormachine F40
Magneetboormachines zijn ontworpen voor boren, schuren en tappen (voor machines zonder rechts-/
linksschakelaar alleen met omkeeradapter), op werkstukken met magnetische eigenschappen voor
elke werkpositie, horizontaal, verticaal en boven het hoofd. Het oppervlak op het werkstuk voor de
elektromagneet moet vlak zijn, maar kan wel onbewerkt zijn. Losse roest en aanslag, evenals verf- en
plamuurlagen moeten worden verwijderd. Bij het boren van materiaaldiktes onder 12,0 mm, moet een
stalen plaat met de juiste dikte onder het te bewerken werkstuk worden gelegd, zodat de elektromag-
neet zijn hechtkracht beter kan ontwikkelen. Plaats de geactiveerde magneetboor nooit op isolerend
materiaal (bijv. hout, beton, enz.). Door onvoldoende warmteafvoer kan oververhitting ontstaan en kan de
elektromagneet kapot gaan. Houd er altijd rekening mee dat de hechtkracht van de magneet wegvalt in
het geval van een stroomonderbreking (stroomstoring, trekken aan de stekker).
Magneetboormachines mogen niet op werkstukken worden gebruikt, waarop ondertussen booglaswerk-
zaamheden worden uitgevoerd. De lasstroom kan de machine beschadigen. De magneetboormachines
zijn altijd uitgerust met een zelfstartvergrendeling. De zelfstartvergrendeling zorgt ervoor dat wanneer de
rode tuimelschakelaar wordt ingeschakeld, alleen de elektromagneet onder spanning staat.
De booraandrijving krijgt alleen spanning wanneer de groene combischakelaar wordt ingedrukt.
Dan pas begint de booraandrijving. Als de spanning wordt onderbroken, bijv. door een defect in de voe-
dingskabel of doordat de rode tuimelschakelaar wordt ingedrukt, blijft de booraandrijving spanningsloos,
zelfs nadat de spanning terugkeert of nadat de rode tuimelschakelaar weer wordt ingeschakeld.
Vóór ingebruikname
Lees en volg de gebruiksaanwijzing en veiligheidsinstructies aandachtig. Breng de aansluiting van het
elektrische apparaat correct tot stand. Let op de nominale spanning op het typeplaatje! Als u een ver-
lengsnoer wilt gebruiken, moet deze zijn ontworpen voor de toepassing en het nominale stroomverbruik
van de boormachine. Let op: Voor boorwerkzaamheden die horizontaal en verticaal naar boven moeten
worden uitgevoerd, moet de boorkolom met de meegeleverde veiligheidsriem in overeenstemming met
de ongevallenpreventievoorschriften van de beroepsorganisaties worden vastgezet. De boorkolom is met
een geschikte riemgeleiding uitgerust. U kunt de booraandrijving met behulp van de inbussleutel (SW6) in
hoogte verstellen. De stelschroef bevindt zich aan de achterkant van de tandwielkast.

Inbedrijfstelling

Lijn de boorpunt uit met de korrelige boorpositie. Zet de magneetboorkolom met de rode tuimelschakelaar
"AAN". De magneetboor hecht aan het werkstuk dankzij het opgebouwde magnetische veld. Controleer
voor het boren of de magneetboor goed vastzit. Met magneetboormachines met fijnpositionering
(herkenbaar aan de klemhendel of in de beschrijving van de technische gegevens) kan de punt van de
boor nauwkeurig worden uitgelijnd met de boorpositie – zelfs wanneer de elektromagneet is ingeschakeld.
Draai hiervoor de klemhendel voor fijnpositionering los. De boorkolom kan nu op de elektromagneet wor-
den gedraaid en verplaatst. Na het voltooien van het installatieproces wordt de klemhendel weer vergren-
deld en wordt de ingestelde positie vastgezet. Selecteer voor tandwielkastuitvoeringen met meerdere fasen
het toerentalbereik van de booraandrijving in overeenstemming met het te gebruiken hulpstuk.

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

5323 108 40

Tabla de contenido