Montage
Energievoorziening
Opmerking: Het batterijvakdeksel 18 mag niet met
een hulpmiddel worden opgetild wanneer het moeilijk
kan worden verwijderd. Anders kan het beschadigd
raken.
Meetgereedschappen die op accu's werken
Het meetgereedschap wordt geleverd met een geïn-
stalleerd accupack. Verwijder voor het eerste gebruik
de veiligheidsstrip van het batterijvak („Remove
before Use").
Laad het accupack vóór het eerste gebruik op. Het
accupack kan uitsluitend worden opgeladen met het
meegeleverde oplaadapparaat 19.
Sluit de bij uw stroomnet passende oplaadkabel op
het oplaadapparaat 19 aan.
Schakel het meetgereedschap uit. Steek de oplaad-
stekker 20 van het oplaadapparaat in de aansluiting
15 van het meetgereedschap. Sluit het oplaadappa-
raat op het stroomnet aan. Het opladen van het lege
accupack duurt ca. 10 uur. Oplaadapparaat en accu-
pack zijn beschermd tegen te lang opladen.
Een nieuw of lang niet gebruikt accupack levert pas
na ongeveer vijf oplaad- en ontlaadcycli zijn volledige
capaciteit.
Laad het accupack niet na elk gebruik op, omdat
anders de capaciteit minder wordt.
Als in het display de indicatie „ERROR/BATTERY
LOW" (fout/accu leeg) verschijnt, moet het accupack
worden opgeladen. Als het accupack leeg is, kunt u
het meetgereedschap ook met behulp van het oplaad-
apparaat 19 gebruiken. Schakel het meetgereed-
schap uit en sluit het oplaadapparaat op het
meetgereedschap en het stroomnet aan. Als het
accupack helemaal leeg is, moet het accupack ca.
15 minuten worden opgeladen voordat het meetge-
reedschap kan worden ingeschakeld en het met het
aangesloten oplaadapparaat kan worden gebruikt.
Een duidelijk kortere gebruiksduur na het opladen
geeft aan dat het accupack versleten is en moet wor-
den vervangen.
Als u het batterijvakdeksel met geïnstalleerd accu-
pack wilt vervangen, draait u de moer 14 los en verwij-
dert u het batterijvakdeksel 18.
Breng een nieuw batterijvakdeksel 18 met accupack
aan. Let erop dat de contacten 17 van het batterijvak-
deksel en de contacten 16 van het batterijvak op
elkaar aansluiten. Schroef het batterijvakdeksel met
de moer 14 goed vast.
Neem het accupack uit het meetgereed-
schap als u het gedurende lange tijd niet
gebruikt. Accu's kunnen roesten of hun lading
verliezen als deze lang worden bewaard.
94 | Nederlands
All manuals and user guides at all-guides.com
Meetgereedschappen die op batterijen werken
Voor het gebruik van het meetgereedschap worden
alkalimangaanbatterijen geadviseerd.
Het meetgereedschap wordt geleverd met in het
apparaat geplaatste batterijen. Verwijder voor het eer-
ste gebruik de veiligheidsstrip van het batterijvak
(„Remove before Use").
Als in het display de indicatie „ERROR/BATTERY
LOW" (fout/accu leeg) verschijnt, moet u de batte-
rijen vervangen.
Als u het batterijvakdeksel wilt openen, draait u de
moer 14 los en verwijdert u het batterijvakdeksel 18.
Let bij het vervangen van de batterijen op de juiste
poolaansluitingen overeenkomstig de afbeelding op
het batterijvakdeksel.
Vervang altijd alle batterijen tegelijkertijd. Gebruik
alleen batterijen van één fabrikant en met dezelfde
capaciteit.
Breng het batterijvakdeksel 18 opnieuw aan. Let erop
dat de contacten 17 van het batterijvakdeksel en de
contacten 16 van het batterijvak op elkaar aansluiten.
Schroef het batterijvakdeksel met de moer 14 goed
vast.
Gebruik
Ingebruikneming
Neem de batterijen uit het meetgereedschap
als u het langdurig niet gebruikt. Als de batte-
rijen lang worden bewaard, kunnen deze gaan
roesten en leegraken.
Bescherm het meetgereedschap tegen fel
zonlicht.
Stel het meetgereedschap niet bloot aan ex-
treme temperaturen of temperatuurschom-
melingen. Laat het bijvoorbeeld niet lange tijd in
de auto liggen. Laat het meetgereedschap bij gro-
te temperatuurschommelingen eerst op de juiste
temperatuur komen voordat u het in gebruik
neemt. Bij extreme temperaturen of temperatuur-
schommelingen kan de nauwkeurigheid van het
meetgereedschap nadelig worden beïnvloed.
Voorkom heftige schokken of vallen van het
meetgereedschap. Na sterke externe inwerkin-
gen op het meetgereedschap dient u, voordat u de
werkzaamheden voortzet, altijd een nauwkeurig-
heidscontrole uit te voeren (zie „Nauwkeurigheids-
controle van het meetgereedschap", pagina 99).
2 610 A15 112 • 12.8.09