OPMERKING
Na afloop van de elektrische check licht
de led van het licht eventjes op.
7.5
HET WERK
7.5.1 Rijden en verplaatsen
Tijdens het vervoer:
1. ontkoppel de maai-inrichtingen
(par. 6.8, Afb. 7.B);
2. plaats de maaigroep op de maximale hoogte;
3. Druk het gaspedaal in om de machine in
de gewenste rijrichting te verplaatsen en
de gewenste snelheid te bereiken door
de druk op het pedaal zelf af te stellen.
4. Bereik de werkzone.
GEVAAR
De inschakeling van de aandrijving moet
gebeuren volgens de beschreven modi (par. 6.2)
om te vermijden dat een te bruuske koppeling
het steigeren en controleverlies van het voertuig
kan veroorzaken, en dit vooral op hellingen.
OPMERKING
Het inschakelen van de achteruitversnelling dient
uitgevoerd te worden als de machine stilstaat.
7.5.2 Het gras maaien
1. Plaats de maai-inrichting in
de werkstand (par. 6.4).
2. Schakel de maai-inrichtingen in (par.
6.8, afb. 7.B), enkel op het grasveld, en
schakel de maai-inrichtingen niet in op
terreinen met grind of te hoog gras.
3. Begin geleidelijk aan en zeer
voorzichtig te rijden en te maaien.
4. Pas de vooruitbewegingssnelheid (par.
6.2) en de maaihoogte aan (par 6.4) aan
de toestand van het grasveld (hoogte,
dichtheid en vochtigheid van het gras) en
aan de hoeveelheid verwijderd gras.
KENNISGEVING
De vooruitbewegingssnelheid neemt
af wanneer de acculading onder de
waarde van 40% daalt (par. 8.2.2).
OPMERKING
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds
op dezelfde hoogte en afwisselend in de twee
richtingen gemaaid wordt (afb.14 A.B.).
OPMERKING
Om achteruit te kunnen rijden met de maai-
inrichtingen ingeschakeld, moet men de
toets voor toelating ingedrukt houden (afb.
7.C) om te vermijden dat de motor stilvalt.
Schakel de maai-inrichtingen uit en breng de
maaigroep naar de hoogste stand (par. 6.4):
• Tijdens verplaatsingen tussen werkzones
• Bij het oversteken van
oppervlaktes zonder gras.
• Elke keer wanneer men een
hindernis moet overkomen.
7.5.3 Tips om altijd een mooi
gazon te hebben
• Voor een mooi, groen en zacht gazon is het
nodig dat het gras regelmatig gemaaid wordt.
Het gazon kan van verschillende soorten
gras zijn. Bij regelmatige maaibeurten, groeit
het gras sneller, waardoor meer wortelgroei
ontstaat en een mooi dicht gazon bekomen
wordt; indien minder vaak gemaaid wordt,
wordt ook de groei van hoog en wild gras
bevorderd (klaver, margrieten, enz.) .
• Het is beter het gras te maaien
als het gazon goed droog is.
• De maai-inrichtingen dienen geen gebreken
te vertonen en goed scherp te zijn, zodat
het gras op de juiste manier wordt gemaaid
zonder uitgerukt te worden. Dit kan namelijk
tot vergeling van de punten leiden.
• De maaifrequentie wordt bepaald aan de hand
van de groei van het gras, waarbij vermeden
moet worden dat het gras te hoog wordt.
• In de warmste en droogste tijden van het jaar
is het beter om het gras iets hoger te laten
worden zodat het gazon niet uitdroogt.
• De optimale hoogte van het gras van een
goed verzorgd gazon bedraagt ongeveer
4-5 cm en met een enkele maaibeurt wordt
het best niet meer dan een derde van de
volledig lengte gemaaid. Als het gras erg
hoog is, raden wij aan om het gazon, met
tussenpoos van één dag, in twee keer te
maaien, de eerste keer met de maai-inrichting
op de maximale hoogte en met verminderde
zog, en de twee keer met de maai-inrichting
op de gewenste hoogte (afb. 13).
NL - 18